dinsdag 21 juli 2015

De nieuwe kok


De drempel naar de keuken is bijna onoverkomelijk hoog wanneer je de eerste 71 jaar van je leven nooit een maaltijd hebt bereid. Maar vandaag moet het ervan komen.
‘In de koelkast ligt tagliatelle, zoek maar op wat je daarmee kunt doen,’ zei ik vanmiddag als startschot voor deze kooksessie.
Er wordt ijverig op internet gezocht naar ‘tagliatelle’ en daarna gefinetuned op ‘makkelijk recept’. Maar gezien de voortdurende frons ziet het allemaal niet zo heel gemakkelijk uit.
De iPad staat op het aanrecht tegen de tegeltjes geleund om het koken stap voor stap te begeleiden.

‘Er moet broccoli in, hebben we dat of kan er ook wat anders in?’
We besluiten dat gemengde biologische diepvriesgroenten ook lekker smaken en het is even stil in de keuken: er wordt weer gelezen.
Wat staat op de verpakking, hoeveel minuten moeten die groenten koken en wat moet er ondertussen met de rest? 
Alle ingrediënten worden dan in de goede volgorde uit op het werkblad uitgestald: de tagliatelle, de olie, de groenten, het uitje en de knoflook.

Sinds kort moeten onze maaltijden aan nieuwe eisen voldoen want hoewel we nooit van de ‘vette hap’ waren, is sinds kort zoutarm, vetarm en goed voor het cholesterol het criterium. 
Voor hem scheelt het dat hij nu pas leert koken, hij hoeft niets af te leren.
Boodschappen doen duurt tegenwoordig extra lang vanwege al het getuur op de etiketten waarop in de kleinst mogelijke lettertjes de verplichte informatie staat.
‘Wat was er ook alweer goed, verzadigd of onverzadigd vet? Wat gaat eigenlijk voor, zoutarm of vetarm? Nee, niet die kaas, je moet 30+ hebben, ligt dat er ook nog?’
Ons boodschappenmandje en onze  voorraadkast worden gezuiverd van alles wat onder het kopje ‘liever niet’ valt.

Maar vandaag is alles al in huis, het moet alleen nog op de juiste manier verwerkt worden. 
‘Er kan toch wel een beetje zout bij, gewoon voor de smaak?’
‘Dat hoeft echt niet, in die groene tagliatelle zitten tuinkruiden en er staat nog een onsje  achterham, snijd dat maar in vierkantjes, dat geeft ook wat smaak. Bovendien kun je er nog wat Provençaalse kruiden bij doen.’
‘Waar heb je die?’
‘In het kruidenlaatje.’
‘Wanneer moet ik de kookwekker zetten?’
Gestaag worstelen we verder. Ik in de kamer, vastbesloten me zo min mogelijk ermee te bemoeien en hij in de keuken, even vastbesloten het dit keer met een minimum aan hulp te volbrengen.

Er drijven geen aangebrande luchtjes de kamer in, ik hoor geen sissend overkokende pannen en er komt geen paniekerige noodkreet, het gaat kennelijk goed.
‘Maakt het uit in welke volgorde het nu in de wok gaat?’
‘Moet die zure room opgewarmd worden in de magnetron?’
Ik sta niet op, maar roep gewoon: ‘Nee, die moet er op het laatst bij en warmt vanzelf mee, voorzichtig omscheppen, zet het vuur maar vast uit.’

Dan is het eten klaar en er wordt opgediend. 
Als stille getuige van geleverde slag blijft op het aanrecht de iPad met wat vette vingerafdrukken op het touchscreen achter.
Trots staat de schaal op tafel, het ziet er heerlijk uit, bijna zoals op het plaatje. Voorzichtig proeven we, de smaakt is perfect.
Waarom was ik al die jaren de enige kok in huis?
Feestelijk klinken we met het ene toegestane glaasje wijn en even lijkt het alsof alles weer als vroeger is. 
We hebben alleen een nieuwe kok.



dinsdag 7 juli 2015

Weldadige nachtrust


Een nevel van slaap verhindert nog duidelijkheid, maar langzaam en onverbiddelijk drijft een onaangenaam besef mijn bewustzijn binnen. 
Negeren is geen optie, verder slapen al helemaal niet, er moet iets gebeuren. 
Vies, lauwwarm water sopt tussen de lakens en al voor ik helemaal wakker ben weet ik dat opstaan onontkoombaar is. 
De rode nummers van de wekker geven 02:07 aan, niemand komt op dat tijdstip vrijwillig zijn bed uit en ik al helemaal niet. Dus sla ik eerst een arm naar de andere kant van het bed: 
‘We moeten eruit. We zijn doornat. Het bed is lek.’ 
Midden in de nacht druipend je bed uit moeten vanwege zo’n lek heeft iets afschuwelijk stoms en het ergst is dat we het vannacht nog moeten plakken. 
‘Waarom hebben we ooit een waterbed genomen?’, denk ik narrig.

Duf en slaapdronken kijken we we elkaar aan: ‘Kom op, het moet toch.’ Manmoedig slaat mijn wederhelft als eerste zijn benen over de bedrand.
‘Het lek zit vast aan de onderkant.’ verzucht ik pessimistisch, terwijl we rillend in de badkamer onze natte pyjama’s afstropen. We stinken naar water-met-algendoder en liefst wil ik heel heet douchen met een geurig doucheschuim, maar eerst moet het bed worden geplakt.
Slaperig schuifelen we achter elkaar aan tussen de slaapkamer en de badkamer. 
Door ervaring wijs geworden neem ik gelijk de wasmand mee. Nog half door slaap versuft trekken we het beddengoed van het bed en sjouwen de manden weer weg. 
Het water druipt eruit en laat op de vloerbedekking een soppig spoor na.
Met een gelaten zucht, ritsen we de tijk los. Daaronder dobbert in het stinkende water de half lege waterzak rond. 
Ik klappertand van kou en afgrijzen: wat een ontmoedigende aanblik in het holst van de nacht. Maar als we vannacht nog wat willen slapen moeten we aan de slag, want in ons overvolle huis is geen logeerkamer, waar we in een droog bed de ochtend kunnen afwachten.

Het vieze water hevelen we in emmers die we vervolgens ook weer naar de badkamer zeulen om ze in het bad te legen.
Het reparatiesetje ligt dit keer gelukkig waar het hoort te liggen. 
Soepel als een goed geolied team werken we zo geruisloos mogelijk door. 
De kinderen moeten liefst  blijven slapen.
Als het lek aan de bovenkant zit, kunnen we het gemakkelijk vinden en dan is het plakken snel gebeurd. We speuren hoopvol de bovenkant van de zak af maar die is helaas helemaal in orde. 
Vannacht duurt het lang voor we iets vinden, bijna de hele zak moet worden omgekeerd voor we het eindelijk zien: middenonder blaast het matras luchtbelletjes.  
Het is inmiddels drie uur.

De rest gaat gelukkig snel, het is net als bij een fietsband. Eerst alles zo droog mogelijk maken. Dan de plaats waar het gat zit opschuren en tot slot gewoon een plakkertje erop.
Het bed bijvullen en de troep opruimen kan wachten tot morgen. 
Vannacht zal steeds bij het omdraaien mijn knie, mijn heup of mijn achterwerk de houten bedbak-bodem raken omdat er nog te weinig water in zit, maar dat is niets vergeleken bij liggen in die natte watersoep.

Ik spoel nog even snel de ergste stank van me af en kruip in bed. 
Niets staat nog een paar uur weldadige, warme en vooral droge nachtrust in de weg.