dinsdag 24 juni 2014

Tuinkabouters


In mijn karretje staan een degelijke rode hanggeranium en een witte pluimhortensia. Ik slenter nog wat rond op weg naar de uitgang. Langs de vissen, de kleine dieren en tot slot langs allerlei trendy woonaccessoires. Kussentjes, geurkaarsen, wierookstokjes en boeddha's in alle maten en soorten.

Vlakbij de kassa versperren twee mannen het gangpad en noodgedwongen volg ik hun gesprek.
De oudste van de twee zegt: ‘Nee jongen, ik wil niet zo’n saaie witte of grijze, waarom hebben ze hier niet van die leuke geverfde? Die blijven volgens mij ook veel langer mooi. Deze krijgen vast heel snel zo’n vieze groene algenlaag.’ 

Ik kijk naar het onderwerp van hun gesprek. Zes precies dezelfde tuinkabouters staan in het gelid op een plank. Drie grijze en drie witte.
‘Ik denk niet dat die nog te krijgen zijn pa, anders hadden ze die hier toch wel gehad. Die zijn gewoon ouderwets.’
Arme pa. 

Maar ik hoef geen medelijden met hem te hebben; hij kan zich prima weren. 
‘Jij bestelt toch wel eens wat met die computer van je? Kun je voor mij niet ergens zo’n leuke gekleurde kabouter bestellen? Boven die vreemde winkel in de stad staat toch ook een hele rij? Anders moeten we het daar maar eens vragen.’
Ik glimlach stilletjes. Hoog aan de gevel van de paddo-shop staan wonderlijke kabouters, een tikkeltje onconventioneel en stoned, zulke wil hij vast niet in zijn keurig aangeharkte tuintje hebben. 

Maar hij heeft wel een punt. Waar staan hier in het tuincentrum de gezellige tuinkabouters?
Thomas van Luyn merkte een keer in de Volkskrant op: ‘De boeddha is de tuinkabouter van de 21ste eeuw’ en Lenette van Dongen noemde hem ‘de god van het wellness-centrum’.
Hier rondlopend moet ik dat beamen. Ik verbaas me over al die boeddha's, losse boeddha-hoofden en enorme boeddha-schilderijen die hier de schappen vullen. 
Schattige roodgebroekte kabouters met een blauw kieltje aan heb ik niet gezien. Waar zijn die altijd goedgemutste tuinkabouters toch gebleven?

De Aktion en de Xenos hebben altijd boeddha's op voorraad. Chique woninginrichting-zaken verkopen chique exemplaren en bij de wereldwinkel staan ze in rijen van drie opgesteld.
Zelfs ‘de Bas’ verkocht laatst boeddha's voor in de tuin. 
Dat leverde een grappig tafereel op: een vrouw had tussen het waspoeder, de groenten en de varkenslappen een boeddhaatje in haar winkelwagen staan.

Lopend door een woonwijk zie je ze in vensterbanken en tuinen, soms omringd door kiezels en kalm stromend water.
Behalve een enkeling schijnt niemand het vreemd te vinden.
Niemand lijkt in de gaten te hebben, dat de tuin-boeddha onze vrolijke tuinkabouter het tuinhek heeft uitgejaagd.
Onze tuinen hebben mede daardoor een erg on-Nederlands aanzien gekregen.

Waar vroeger de tuinkabouter tussen de petuniaatjes en de vlijtig Liesjes stond, staat nu een boeddha naast de Acer Japonica en de bamboe.
Maar hoewel men boeddha's status op deze manier verlaagd heeft tot die van een tuinkabouter, blijft hij voor mij toch een ‘vreemde god’, die ik niet in mijn huis of tuin wil hebben.

Dat probleem heb ik niet met de tuinkabouter.
Wie weet kom ik nog eens een mooie ouderwetse tegen en koop ik die. Gewoon als statement.

Maar dan wil ik er wel één die een gezellige rood broekje aan heeft of één die een kruiwagentje met een vetplantje duwt.




woensdag 18 juni 2014

IJskonijntje in de dierentuin

 

Vanavond verloopt onze maaltijd heel wat minder rumoerig dan normaal. Iedereen is een beetje onder de indruk van die ene lege stoel en om de beurt kijken we het tuinpad af.
Hoe lang gaat het nog duren?

Opeens roept Sander: ‘Daar komen ze!’
Iedereen stormt naar buiten waar Lotte en haar meester het tuinpad op komen lopen. Ze bombarderen haar met vragen: ‘Hoe kwam dat?’ ‘Waar waren de anderen?’ ‘Heb je lang gezocht?’ ‘Hoe ben nu je hier gekomen?’
‘Rustig allemaal. We gaan eerst eens zitten en dan mag Lotte vertellen. Of heb je zoveel honger dat je eerst wilt eten?’
Lotte schudt heftig haar hoofd en kruipt even dicht tegen mij aan.
‘Nou vertel op, hoe konden ze je nou vergeten?’ begint Michiel ongeduldig.
‘Dat weet ik ook niet. Ik stond bij de apen te kijken. Er was een moeder-aap die speelde met haar kleintje. Het kleintje holde steeds weg en zij ging hem dan weer pakken. Zo schattig!’

‘Jij stond dus te dromen en merkte niet dat de anderen weggingen.’ merkt Sander droog op.
Dat laat Lotte zich niet zeggen. Ze mag dan pas acht zijn, maar als vierde in de rij kan ze prima van zich afbijten. Bovendien heeft het avontuur van vandaag haar zelfverzekerdheid een nieuwe impuls gegeven. 
‘Helemaal niet. Ze waren gewoon opeens weg. Ik ben nog gaan zoeken, maar ze waren nergens.’
‘Was je niet bang zo alleen in de dierentuin?’ vraagt haar jongste zusje.
‘Nee hoor er liepen zoveel mensen, ik dacht: Het komt wel goed. Ik zag pijlen naar de uitgang en zo kwam ik bij de kassa. Daar kreeg ik drinken en snoepjes en ik mocht een beestje uitkiezen. Kijk maar.’
Trots laat ze een klein aapje zien.

‘Hoe wist je dan dat ze weg waren?’
‘De meester had gezegd dat we na de apen in de bus gingen. Dat zei ik ook tegen de kassa-mevrouw, maar ze ging het toch omroepen.’
‘Waarom moest je toen helemaal alleen in een gewone bus?’
‘De anderen waren al te ver weg. De meester wachtte op mij in Arnhem en we gingen samen verder naar huis. Pff, nou heb ik honger!’

Ik maak snel haar eten warm en klop de slagroom voor een feestelijk toetje voor ons allemaal. Iedereen komt er omheen zitten en hangen. Sander en Michiel leveren zoals grote broers betaamt een heleboel commentaar. 
‘Kan jouw meester niet tellen of zo?’
‘Hij heeft gewoon niet goed opgelet!’
‘Jaha, maar Peter heeft twee keer een vinger opgestoken en met een hoog stemmetje ‘Ja meester!’ geroepen bij mijn naam.’ 
Julia is extra lief voor haar jongere zusje: ‘Naast wie zat je dan, heeft zij je niet gemist?’
‘Ik zat naast Maaike, maar iedereen mocht op de terugweg ergens anders zitten, dus zij merkte niet dat ik er niet was.’
Zo gaat de algemene opwinding nog even door en Lotte laat het zich allemaal feestelijk aanleunen.

De volgende dag op school mag ze vertellen hoe het gegaan is en de hele klas luistert vol ontzag.
‘Was je helemaal niet bang?’  
‘Ik zou denk ik heel hard gaan huilen.’
Iedereen praat door elkaar, maar Lotte zegt laconiek: ‘Nee, ik was niet bang. Ik vond het alleen niet leuk dat ik niet met de schoolreisbus terug kon.’

Na school komt ze even in de keuken staan kletsen en vertrouwt me toe: ‘Vandaag op school leek alles wat gisteren gebeurde veel spannender en enger dan gisteren toen het echt gebeurde!’






woensdag 11 juni 2014

De vrolijke walrus


Een groep nog erg witte toeristen staat geduldig voor de ontvangstbalie van het hotel te wachten.
De hotelmedewerkster goochelt efficiënt met vouchers, sleutels en bijzondere wensen.
Opeens schalt een zware stem door de hal: ‘Hello Angelika! We already hoped we would see you again!’
Iedereen kijkt om en herkent de forse man met walrussnor, die in het vliegtuig al opviel door de vele verhalen die hij te vertellen had. 

Met grote stappen beent hij langs de groep wachtenden tot hij direct naast de balie opduikt. Met een onontkoombaar breed armgebaar sluit hij de baliemedewerkster, kennelijk dus ‘Angelika’, klapzoenend in zijn armen. Zijn vrouw probeert hem attent de maken op de andere wachtenden, maar dat is voorlopig tevergeefs.
‘Alleen maar even begroeten, dat kan toch wel?’ en tegen Angelika:
‘I am here again! I will come often to see you next fourteen days.’ schalt hij verder.  ‘You know, just as last year, and all the years before!’
Zijn Engels is wat krom en met een zwaar accent, maar dat remt hem totaal niet. Hij leunt uitgebreid over de balie naast de groep die daar geduldig staat te wachten en gaat door met praten.

Angelika heeft als ervaren receptioniste vaker met dit bijltje gehakt en weet dat een korte begroeting hier niet zal helpen. 
Dus zegt ze: ‘Hier hebt u vast de sleutel van uw kamer, kom later de rest maar afhandelen.’
Zo lopen ze als eersten weg hoewel ze als laatsten aankwamen, maar dit is waarschijnlijk wel de snelste oplossing van dit probleempje.
Terwijl de uitbundige Walrus wegloopt roept hij nog twee of drie keer een opmerking achterom en dan verdwijnt hij in de lift.
Wat verlegen glimlachend wijdt het meisje zich aan de rest van de groep.

Na deze joyeuze entrée heeft meneer Walrus voor zichzelf de toon gezet. Zoals dat gaat met dergelijke contactzoekers begint er al snel een groepje om hem heen te klonteren, terwijl anderen hem juist voorzichtig wat uit de weg te gaan.
Als we op een dag op ons balkon zitten, schalt zijn stem steeds door de hele tuin en vanaf het balkon naast ons horen we iemand verzuchten: ‘O, daar heb je hem weer!’
We zijn dus niet de enigen die hem behoorlijk vermoeiend vinden.

Wanneer hij de eetzaal binnenkomt klampt hij de bediening aan met allerlei grapjes, blijft staan bij bijna alle tafeltjes om verhalen te vertellen en tips voor uitstapjes te geven tot zijn vrouw hem maant: ‘ Kom nu eens zitten, je koffie wordt helemaal koud!’ 
Hij kent iedereen en iedereen kent hem. Hij is hier al voor de elfde keer en houdt Angelika nog vaak van haar werk. Altijd met luide stem orerend en zijn verhaal ondersteunend met brede armgebaren.
Wij houden afstand want wij zijn graag op onszelf en vinden het leuker onze eigen weg te zoeken.

Tot aan het eind van de vakantie knikken we vriendelijk als we hem tegenkomen, maar tot een gesprekje komt het nooit.
In de rij voor de douane blijkt opeens dat hij nog een andere kant heeft.
‘Kom hier maar voor ons staan, dat scheelt toch weer een paar plaatsen.’
Met die opmerking laat hij zien dat hij heeft opgemerkt dat staan en lopen problematisch voor mij zijn.
Ik schaam me een beetje, dat ik hem zo op afstand gehouden heb. 
Er was vast wel een gulden middenweg geweest.
‘Graag, dank u wel!’ 

Dan maken we op de laatste drie meter tot de douane toch nog even een praatje.


woensdag 4 juni 2014

Miss Marple 2.0



Met een klap laat de forse man zijn hoofd op haar bureau vallen en barst in snikken uit.
‘O, het is toch allemaal zo’n puinhoop!’
Hij snikt minutenlang met lange uithalen en snuit dan luidruchtig zijn neus. 
‘Het is allemaal mijn eigen schuld, maar hoe kom ik hier ooit nog uit? Mijn bedrijf, mijn gezin, ik het het allemaal kapotgemaakt! Wat moet ik doen?’
De vrouwelijke privé detective kijkt hem aan.
‘Wat zou u ervan zeggen als u eens begint eerlijk te vertellen waar het allemaal om gaat?’

De kleine dame kijkt nu de zaal rond: ’Met dit begin ik vaak het gesprek met een nieuwe klant, want hierin ligt de sleutel van mijn werk als privé detective. Het gaat om ‘eerlijk vertellen’ en u hebt geen idee hoeveel moeite dat vaak kost.’ 

Sommige mensen zijn verslaafd aan liegen. 
Leugens om straf te ontlopen, om hun reputatie een beetje op te krikken, of ze liegen uit gewoonte en gemakzucht. Maar er zijn er ook die voortdurend de ene grote leugen op de andere stapelen.  
Veel mensen zeggen dat ze nooit liegen. Maar volgens onderzoekers vertellen we minstens twee keer per dag bewust of onbewust niet de waarheid. 

De man aan het begin van dit verhaal had twee minnaressen en een wettige vrouw. De minnaressen waren de zussen van zijn vrouw en ze werkten allemaal in het bedrijf waarvan hij de directeur was.
Hij had een ingewikkeld web van leugens geweven, waar een forse scheur in kwam toen hij per ongeluk met beide minnaressen tegelijk in hetzelfde hotel had afgesproken. 
Hij had zich muurvast gelogen.

Toen bleek er opeens ook zakelijk veel mis te zijn. Werknemers hadden al voor duizenden euro's gestolen en hij wilde haar nu inhuren om de daders te vinden.

Deze miss Marple 2.0 wordt door mensen en bedrijven ingehuurd voor allerlei onderzoeken. Het bekendst is natuurlijk overspel aan het licht brengen. Soms moet ze diefstal door het personeel onderzoeken, stalkers volgen of vermiste kinderen opsporen. 
Wat ik zelf een grappige taak voor dit frêle vrouwtje vind is dat ze soms als beveiliger met een vrouw meegaat naar een feestje of een receptie.

Het is afwisselend werk maar lang niet altijd spannend. Urenlang posten of in de computer naar antecedenten speuren is doorgaans oersaai. Ze mag geen wapen dragen en heeft geen bijzondere bevoegdheden, maar ze is heel tevreden met haar werk want het gebeurt zelden dat ze van 8 tot 5 op kantoor zit.

Opvallend is haar onopvallendheid. 
Regel één voor een privé detective is altijd opgaan in de massa, niet anders zijn dan anderen, geen vlammende haardos of extreme kleding. 
Het aller gewoonste is altijd het best. 

Een opdrachtgever vroeg haar eens zijn zus op te sporen die ergens in een sekte zat en geen contact meer met de familie had. Hij omschreef de sekte als ‘gewone, keurige mensen’ en daarom was zij er in een degelijk mantelpakje heen gegaan. Bij binnenkomst zag ze gelijk dat dit verkeerd was ingeschat: Het bleek een typische geitenwollen-sokken-sekte en zij viel op als een clownsvis tussen de haringen.

‘Waarheidsvinding, daar gaat het om,’ besluit Miss Marple 2.0 haar lezing en dat zinnetje doet me heel erg aan de ‘echte’ miss Marple van Agatha Christie denken. 

‘Komt u volgende keer weer?’ vraagt een vriendelijke dame van de organisatie van deze lezingen.
‘Het was erg interessant. Ik zal proberen er de volgende keer weer bij te zijn.’ antwoord ik. 
En gelijk dringt tot me door dat ik mijn leugentje voor vandaag alweer beet heb: ik ben helemaal niet van plan de volgende keer te komen. 

Dan gaat de lezing over de marine en dat interesseert me absoluut niet.