woensdag 11 juni 2014

De vrolijke walrus


Een groep nog erg witte toeristen staat geduldig voor de ontvangstbalie van het hotel te wachten.
De hotelmedewerkster goochelt efficiënt met vouchers, sleutels en bijzondere wensen.
Opeens schalt een zware stem door de hal: ‘Hello Angelika! We already hoped we would see you again!’
Iedereen kijkt om en herkent de forse man met walrussnor, die in het vliegtuig al opviel door de vele verhalen die hij te vertellen had. 

Met grote stappen beent hij langs de groep wachtenden tot hij direct naast de balie opduikt. Met een onontkoombaar breed armgebaar sluit hij de baliemedewerkster, kennelijk dus ‘Angelika’, klapzoenend in zijn armen. Zijn vrouw probeert hem attent de maken op de andere wachtenden, maar dat is voorlopig tevergeefs.
‘Alleen maar even begroeten, dat kan toch wel?’ en tegen Angelika:
‘I am here again! I will come often to see you next fourteen days.’ schalt hij verder.  ‘You know, just as last year, and all the years before!’
Zijn Engels is wat krom en met een zwaar accent, maar dat remt hem totaal niet. Hij leunt uitgebreid over de balie naast de groep die daar geduldig staat te wachten en gaat door met praten.

Angelika heeft als ervaren receptioniste vaker met dit bijltje gehakt en weet dat een korte begroeting hier niet zal helpen. 
Dus zegt ze: ‘Hier hebt u vast de sleutel van uw kamer, kom later de rest maar afhandelen.’
Zo lopen ze als eersten weg hoewel ze als laatsten aankwamen, maar dit is waarschijnlijk wel de snelste oplossing van dit probleempje.
Terwijl de uitbundige Walrus wegloopt roept hij nog twee of drie keer een opmerking achterom en dan verdwijnt hij in de lift.
Wat verlegen glimlachend wijdt het meisje zich aan de rest van de groep.

Na deze joyeuze entrée heeft meneer Walrus voor zichzelf de toon gezet. Zoals dat gaat met dergelijke contactzoekers begint er al snel een groepje om hem heen te klonteren, terwijl anderen hem juist voorzichtig wat uit de weg te gaan.
Als we op een dag op ons balkon zitten, schalt zijn stem steeds door de hele tuin en vanaf het balkon naast ons horen we iemand verzuchten: ‘O, daar heb je hem weer!’
We zijn dus niet de enigen die hem behoorlijk vermoeiend vinden.

Wanneer hij de eetzaal binnenkomt klampt hij de bediening aan met allerlei grapjes, blijft staan bij bijna alle tafeltjes om verhalen te vertellen en tips voor uitstapjes te geven tot zijn vrouw hem maant: ‘ Kom nu eens zitten, je koffie wordt helemaal koud!’ 
Hij kent iedereen en iedereen kent hem. Hij is hier al voor de elfde keer en houdt Angelika nog vaak van haar werk. Altijd met luide stem orerend en zijn verhaal ondersteunend met brede armgebaren.
Wij houden afstand want wij zijn graag op onszelf en vinden het leuker onze eigen weg te zoeken.

Tot aan het eind van de vakantie knikken we vriendelijk als we hem tegenkomen, maar tot een gesprekje komt het nooit.
In de rij voor de douane blijkt opeens dat hij nog een andere kant heeft.
‘Kom hier maar voor ons staan, dat scheelt toch weer een paar plaatsen.’
Met die opmerking laat hij zien dat hij heeft opgemerkt dat staan en lopen problematisch voor mij zijn.
Ik schaam me een beetje, dat ik hem zo op afstand gehouden heb. 
Er was vast wel een gulden middenweg geweest.
‘Graag, dank u wel!’ 

Dan maken we op de laatste drie meter tot de douane toch nog even een praatje.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten