vrijdag 18 januari 2013

Ochtendspits



Het is zeven uur, gestommel en geloop in het buurhuis.
Ik word er wakker van, maar houd nog lekker mijn ogen dicht.
Alle handelingen zijn te volgen: geruis van water, gebrom van het scheerapparaat, gekletter van hangertjes in de kast en het laten vallen van een klein dopje op de tegelvloer.
Ik hoor een sussende toon door Lisa’s steeds ongeduldiger en luider wordende protest heen. Het kind heeft honger.
Iemand gaat de trap af om het ontbijt klaar te maken. Boven wordt Lisa gewassen, verschoond en aangekleed.
Tijd om ’s morgens voor het werk eerst nog gezellig sloffen aan te doen hebben ze niet. Ze draven op hooggehakte laarzen en modieuze, puntige kantoorschoenen door het huis.
Haast je, rep je, eerst om de beurt een sigaretje in de tuin, dan moet er staandebeens ontbeten worden, Lisa moet worden gevoerd, de tassen voor het werk en voor de crèche moeten worden ingepakt en dan weer naar boven voor het tandenpoetsen.
Klikklak klikklak klikklak, trap op trap af.
Sinds half acht klinken ook aan de andere kant geluiden.
De vrouwenstem met een wat lijzig accent zoemt samen met de mannenstemmen door de muur. Zij zijn afkomstig uit Turkije en dragen binnen dus altijd sloffen.
Ik lig in mijn cocon genoeglijk te luisteren naar de geluiden van mijn buurtjes.
Rechts knalt nu de voordeur dicht. Staand bij de auto’s nog snel een sigaretje en wat overleg terwijl Lisa al in haar stoeltje zit. Dan stappen ze in twee verschillende auto’s en gaan elk huns weegs. Het is acht uur.
Links zwaait de achterdeur open en de buurman, die op de blikfabriek werkt,  groet de achterblijvers in zijn huis en verdwijnt op de fiets.
Even later start hun zoon zijn auto. Hij gaat op weg naar het ziekenhuis waar hij werkt. De buurvrouw blijft achter met haar schoonvader en de poes.
Rond tien over acht wordt het tijd voor school.
Groepjes kinderen fietsen vrolijk kletsend en lachend door de straat.
Ons overbuurmeisje is ’s morgens niet zo vrolijk, zij blijft liever thuis. Als peuter al brulde ze iedere morgen als ze naar de crèche gebracht werd: “Ik wil niet, ik wil niet!” en nog steeds vindt ze geregeld een aanleiding zich te verzetten en in huilen uit te barsten als ze op weg moet.
Maar het helpt niets, de juf wacht.
Daarna begint het gewone straatleven.
In de glas- en papierwagen bonken de dozen en rinkelen de scherven, de vuilnisauto doet zijn stinkende plicht en de aannemer die verderop aan het werk is start de grommende betonmolen.
Zie zo, nu ik.

2 opmerkingen: