woensdag 9 juli 2014

Elly

Stokstijf blijf ik staan en kijk naar de mat. Vandaag is de enige post een rouwbrief. 
Allerlei mogelijkheden flitsen door mijn hoofd en snel open ik de envelop.
Ach, ’t is Elly.

Ons contact begon toen ik nog een tiener was. 
Ik droomde erover later in het buitenland te wonen en te werken. Op een keer las ik in een tijdschrift de uitnodiging om te schrijven met iemand die op de Filippijnen werkte. Onmiddellijk reageerde ik.

Al snel vlogen onze luchtpostbrieven over en weer. Ik spelde haar brieven en schreef trouw terug.
Haar leven leek mij spannend en afwisselend. Ze maakte dagenlange voettochten over het eiland Mindoro, waarbij ze vaak woeste bergstromen doorwaadde op weg van het ene dorp naar de andere. 
Ze werkte bij de Hanonoo-stam en stuurde mij zwart-wit foto’s van de mensen en hun primitieve huisjes. Veel huisraad was er niet, men zat en sliep op gevlochten matjes. 

In 1955 was ze erheen gegaan om hun taal op schrift te stellen en hen de boodschap van Jezus Christus te brengen. Sindsdien vertaalde ze de Bijbel, richtte scholen op en deed elementair medisch werk. 
Ze zocht taalhelpers, stelde woordenlijsten samen, schreef voorlopige en definitieve vertalingen. Elly hield van het werk en vooral van de mensen daar.
Ze schreef over goede en mislukte oogsten. Bij een mislukte oogst hoorde honger, ook voor haar. Een verwoestende tyfoon betekende dakloos zijn, ook voor haar. 
Mijn romantische beeld van werken in het buitenland werd aardig bijgesteld.

Ik kreeg steeds meer ontzag voor Elly, die haar werk jaar in jaar uit zo trouw deed.
Haar slogan was: ‘Iedereen kan een vreemde taal leren, maar wat je in je eigen taal leest, dat raakt je hart.’ Daarom wilde ze dat de Hanonoo het boek dat zij het allerbelangrijkst vond, de Bijbel, in hun eigen taal konden lezen. En daaraan besteedde zij haar hele werkzame leven.

In de jaren die volgden, groeide ons contact uit tot vriendschap. Als ze met verlof was ontmoetten we elkaar geregeld en soms logeerde ze bij ons. De kinderen vonden haar ‘cool’ en zij had altijd belangstelling voor hen. Haar grappige stopwoord: ‘Goed, hè!’, namen ze tot ons grote vermaak over. 
Zelf was ze nooit getrouwd. Toen ik daar eens naar vroeg, zei ze: ‘Who was wanted, wasn’t available and who was available, wasn’t wanted.’ 

Na 35 jaar werken op de Filippijnen kwam ze voorgoed terug naar Nederland. Ze was intussen 65. Haar werk was afgerond en hulp uit het westen was niet meer nodig.
Ik stelde haar voor naar de Achterhoek te komen, omdat het vinden van een huis bij ons makkelijker was dan in Amsterdam. 
Maar daar voelde ze niets voor: ‘Hier? Nee hoor, ik blijf lekker in Amsterdam. Ik heb genoeg groen gezien voor de rest van mijn leven!’

Belangstellend als ze was, legde ze ook in tram en trein vaak leuke contacten. 
Ze zat eens naast een jongen, die net als zij naar muziek luisterde.
‘Wat voor muziek luister je?’
‘Ach, daar vindt zo iemand als u toch niets aan.’
‘Zullen we eens van muziek ruilen?’
Zij werd op knetterharde hardrock getrakteerd en hij kreeg haar ‘Messiah’ te horen.
Daarop ontspon zich een levendig gesprek.

Elly was iemand met een sterk karakter, uitgesproken meningen en veel levenswijsheid. Langzamerhand werd ons contact beperkter. De bezoekjes en telefoongesprekken werden wederzijdse kaartjes en toen alleen nog kaartjes van mijn kant.
Ze was inmiddels 88 jaar.

Nu sta ik met haar overlijdensbericht in mijn hand.
Haar leven leefde ze met God en ze geloofde dat ze na haar dood met Hem verder zou leven. 

Adieu Elly.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten