woensdag 17 april 2013

Bij de Chinees




Terwijl we afstappen bij het Chinese restaurant waar we met een ouderwetse feestelijke rijsttafel iets willen vieren, komt een man naar buiten.

‘Hé hallo, hoe is het met jullie?’
‘Prima en met jou?’
O heden, wie is dit ook alweer? Ik kijk zo intensief naar zijn gezicht dat ik zijn uitgestoken hand mis en in het luchtledig even moet zoeken voor ik beet heb. 
Ik herken hem wel, maar weet beslist niet wie hij is. 

‘Ach het is druk en dat is maar goed ook.’ antwoordt hij opgewekt.
Nu komt er een gesprekje op gang. ‘Kunnen jullie het verschil merken?’
‘Ja zeker, alles bevalt heel goed. Het is echt de investering waard geweest.’ zegt Wim.
De man antwoordt nu alsof hij alles van onze investeringen afweet: 
‘Jullie hebben het nu onder alle omstandigheden ervaren, dus nu weet je waar je over praat. Fijn dat het de moeite waard is geweest.’

Wat zegt hij nu? Waar gaat dit over? Wie is hij toch? Het lijkt of hij met onze verbouwing te maken heeft gehad.
Is dit de man die de elektriciteit heeft gedaan? 
Onopvallend blijf ik hem aandachtig aankijken. Nee die was blond. Geloof ik.
Of is het die onderaannemer van de serrebouwer? Maar die kwam uit een dorpje in de buurt en zal hier toch niet zomaar met een afhaalmaaltijd voor de Chinees staan?
Bovendien zag die er echt heel anders uit. Denk ik.

Deze man oogt heel vriendelijk en toont oprechte belangstelling voor ons. 
Merkt hij iets van mijn verwarring? Hij praat door en zegt al zwaaiend met zijn plastic zakje dat hij even een hapje eten heeft gehaald omdat hij nog aan het werk is op kantoor. Hij wijst vaag in een richting waar ik absoluut geen kantoren vermoed.
Mijn verwarring is compleet. Wie is dit?
Er jaagt een koude wind over het plein, dus we nemen gelukkig al snel afscheid.

Wij gaan het Chinese restaurant in.
Terwijl onze jassen worden aangenomen vraag ik: ‘Wie was dit in hemelsnaam?’
‘Weet je dat echt niet meer? Denk nu toch eens na, je hebt hem vaak gezien en gesproken.’
Mensen niet kunnen plaatsen en hun namen niet weten is helaas mijn zwakke punt. Vaag herken ik ze wel, maar verder weet ik het dan niet meer. 
Meestal red ik me soepel uit dit soort situaties door in de loop van het gesprek de draad op te pikken, maar dit keer lukte het niet. 

‘Het was Peter, je weet wel, die ons zo uitgebreid geadviseerd heeft met de verbouwing.’
‘Nee, dat kan niet! Peter zou ik herkend hebben. Die heb ik zo vaak gezien en gesproken en ik vond hem erg aardig.’
‘Deze man was ook aardig en het was echt Peter.’
Terwijl we op onze drankjes wachten staar ik peinzend uit het raam. Langzaam, terwijl het buiten donker begint te worden gaat bij mij een lichtje branden.
‘Ja,’ zeg ik, ‘het was denk ik toch Peter. ‘Zijn kantoor zou best wel eens ongeveer daar kunnen zijn.’

We bestellen een rijsttafel. Het smaakt niet zoals we hoopten.
We missen veel gezellige extra onderdeeltjes zoals de kroepoek, pedis, seroendeng en atjar. Zo nu en dan zegt Wim: ‘Jouw Gado Gado is lekkerder’ of ‘jij maakt de Ku Lu Yuk beter.’ 
Dat maakt dan weer veel goed, maar toch.

De volgende dag zijn we allebei misselijk. 
Ik benieuwd hoe de Chinees bij Peter is gevallen.

1 opmerking:

  1. Haha... Hoe herkenbaar, het wonderbaarlijke samengaan van een gesprek en het koortsachtig graven in je geheugen naar de naam van degene met wie je zo amicaal - voor de goede vorm - spreekt. (MR)

    BeantwoordenVerwijderen