woensdag 8 mei 2013

De oude bollenplanter


Peinzend kijkt ze naar de zak met bloembolletjes.
Wat moet ze nu toch weer met al die bolletjes doen? 
Vanmiddag kon ze de smekende blik in de kinderogen niet weerstaan, toen het buurjongetje haar vroeg een zakje bloembollen te kopen voor een goed doel. 

Voor ze hierheen verhuisden was een zak bolletjes meer of minder nooit een probleem. In hun grote tuin konden ze er altijd nog wel wat kwijt. Ieder voorjaar was het weer een verrassing wat er te voorschijn zou komen. 
Maar nu ligt dat anders.

Ze kijkt door het kamerbrede raam uit over de omgeving. Voor hun appartement begint een natuurlandschapspark met heckrunderen en konikpaarden. 
Verder weg zie je nog wat de huizen van een buitenwijk en daarachter beginnen de weilanden. Iedere dag wandelen ze door het park en soms dwalen ze door het bos, dat wat verderop ligt. Ze wonen hier heerlijk.
Altijd volop zon in de kamer en een wijds uitzicht, maar ja, die goede-doelen-bolletjes, hè. Op de vierde etage heb je daar zo weinig aan. 

Koos komt binnen en begint te lachen als hij de zak met bollen ziet.
‘Kon je het weer niet laten? Waar was het dit keer voor?’
‘Ik weet het werkelijk niet meer. De voetbalclub, aidskinderen of een weeshuis in Tanzania? Die kleine ambassadeurtjes zijn zo fanatiek en ik wil ze nooit teleurstellen. Het is toch goed dat ze zich in willen zetten.’
‘Voor de zoveelste keer moeten wij dus maar weer zien ze kwijt te raken. Vorig jaar heb je Miep een zak gegeven. Elly heeft ook maar een postzegelgroot tuintje en Hans en Cato willen alleen wat de tuinman plant, dus die doe je er ook geen plezier mee.’

‘Ik stond net te denken, ehmmm, hebben we niet beneden in de fietsenbox nog zo’n bollenplanter uit ons oude huis liggen?’
‘Ja, die kwam ik laatst tegen. Wil je die gelijk met de zak bollen cadeau doen? Hij ziet er behoorlijk gebruikt uit, hoor. Ook wel logisch met zo’n staat van dienst.’
‘Nee, ik heb een veel beter idee. Waarom planten we ’s middags als we gaan wandelen niet hier en daar wat bolletjes langs de paadjes? In het voorjaar zien we dan overal bloemen opkomen en zo doen we zowel de bollenverkopertjes als onszelf een plezier.’

Die middag gaan ze voor het eerst met hun nieuwe missie op pad. Het herfstzonnetje geeft extra glans aan hun semi-illegale onderneming. Hun leeftijd beperkt het aantal bollen dat ze per wandeling kunnen planten, want ze moeten er diep voor bukken.
Na een uurtje komen ze moe, maar tevreden thuis.

Als het eind februari begint te dooien, zien ze opeens witte sneeuwklokjes langs het pad vlakbij hun huis. In maart verschijnen de eerste narcissen en krokussen. 
Ze glimlachen tegen elkaar: ‘Mooi hè, net als vroeger in onze eigen tuin.’

In het trappenhuis spreekt de benedenbuurvrouw hen aan: ‘Hebben jullie gezien wat een mooie bolletjes ze geplant hebben in het park? Nu ze opkomen is het gelijk zo helemaal lente.’
Ze knikken en beamen het. 

Sneeuwklokjes, hyacintjes, en aconietjes kleuren dat voorjaar hun wandelingen en de hele buurt geniet mee.
Sindsdien kopen en planten ze alle bolletjes voor elk goed doel. 
Kinderen komen zonnebloemzaden voor ‘de Zonnebloem’ verkopen. Ook meldt zich iemand met bloemenzaad-mengsels voor de imkervereniging en zij planten en strooien alles.

Soms stapt een heckrund bovenop een plantje of eet een paard een polletje op, maar daar zitten ze niet mee. Er komt wel weer wat nieuws op.
Vanuit hun woonkamer zien ze daar beneden, tussen het groen, in kleurige puntjes de lente aankomen.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten