woensdag 19 juni 2013

Niets doen op Naxos


Volkomen vergenoegd lig ik onder mijn limoengroene parasolletje op het strand van het eiland Naxos. 
In heiige verten doemen vaag de contouren van Paros op. 
De felblauwe zee vervaagt daarginds tot waterig pastelblauw, maar hier schittert en danst de zon op elke rimpeling. 

Traag als een vol getuigd zeilschip op een bijna windstille dag glijden de uren voorbij. 
Tevreden laat ik alles over me komen en lui sla ik de bladzijden van mijn boek om.
Zo nu en dan neem ik een duik in het verkoelende water om daarna mijn gezicht opnieuw van een laagje factor 50 te voorzien. 
De warme zon, het gele strand, de fel gekleurde vissersbootjes in de verte, het is zo traditioneel mooi, dat het de poster van een reisbureau lijkt. 
Bijna onwerkelijk volmaakt. 

Hoogseizoen kennen ze hier, aan het absolute einde van de verharde weg, nauwelijks.
In het restaurantje is het rustig en heeft men alle tijd en aandacht voor de gasten. 
Kostas de eigenaar kent me, hij weet waar ik logeer en heeft allang gevraagd hoelang ik blijf. 
Hij weet wat ik lust, hoe ik mijn koffie drink en welke wijn ik het lekkerst vind.  
Zo kabbelen de dagen hier voorbij. Boeken lezen, zwemmen, koffie of een wijntje drinken in het restaurantje en eten wat de Griekse pot schaft.

Om elf uur heb ik trek in koffie en sla mijn boek dicht. 
Gewikkeld in mijn blauwgebatikte parero slenter ik sloom naar het strandtentje, waar Kostas op een stoeltje zit te wachten op klanten.
‘Kalieméra Kostas, tie kánies?’  groet ik terwijl ik het terras opwandel. 
‘Kalieméra kiria, kala, efchariesto. Thèlete èna cappuccino?’
Na enig nadenken antwoord ik met de weinige woorden Grieks die ik ken: ‘Nè parakaló tha íethela psomaki’ *

Aan de rand van het terras, uitkijkend over de zee, ga ik op een ongemakkelijk, gammel stoeltje zitten, in het Grieks een ‘karekla’, een keukenstoel met een gevlochten zitting, die op bijna alle Griekse terrassen staat. 
Ik kijk genietend om me heen. 
De verweerde, kaalgelopen houten trap, de afgebladderde balustrade van het terras, het opgestoven zand dat de weg tot halverwege bedekt, alles draag bij aan de trage, kalme sfeer waarin niet gehaast hoeft te worden.

Maar Kostas is wel snel: In een oogwenk staan de dampende koffie en het knapperig verse broodje voor me.
Ook de brutale musjes zijn snel. Ze wippen al voor mijn broodje er is, op de leuningen van de lege stoelen heen en weer en bedelen om wat kruimeltjes. 
Ik strooi ze niet, want als ik even wacht komen ze straks, net als gisteren en eergisteren, de stukjes uit mijn hand eten.
Vertederd en bewonderend zie ik even later hoe ze, met snelle vleugelslag bijna stilstaand in de lucht, hun buit binnenhalen.

Volkomen tevreden en ontspannen geniet ik van de kleine dingen van deze dag, de schoonheid van de natuur en de vanzelfsprekende warmte van de zon.
Kon ik dit alles maar meenemen naar huis.


* vertaling Grieks: ‘Goedemorgen Kostas, hoe gaat het met je?’
‘Goedemorgen mevrouw, goed dank u, Wilt u een cappuccino?’
‘Ja graag, en ik zou een broodje willen,’






1 opmerking:

  1. ...daar wil ik ook naar toe: Kostas heerlijke hemelse koffie! (MR)

    BeantwoordenVerwijderen