woensdag 5 november 2014

Een zonnige regendag


Slaapverwekkend saai zwiepen de ruitenwissers heen en weer. Grauwe regensluiers hangen zwaar over het vlakke land. De reis duurt lang, maar eindelijk doemt het ziekenhuis op. 
Eenmaal binnen worden ze helemaal wakker want daar zijn de lichten aan en daar is een heleboel te beleven. 
‘Mag ik op het knopje in de lift drukken?’
‘Dan mag ik op het stoeltje zitten!’
Boven borrelen nieuwe vragen op:
‘Waar is die computer voor?’
‘Waarvoor is dat ijzeren ding?’

‘Daar is Opa!’ 
Dat Opa op de gang loopt maakt hem opeens veel minder ziek. Blij stormen ze op hem af. 
‘Voorzichtig!’ 
Opa verstart in zijn beweging om hen op te tillen. Als wassen beelden blijven ze met z’n drieën even onbeweeglijk staan in een onhandige knuffelhouding.
Ineens voelt alles vreemd, de begroeting, het dagverblijf, de onbekenden om hen heen en een Opa waar je voorzichtig mee moet doen.
‘Kom, zullen we warme chocola halen? De automaat staat verderop.’ stel ik voor.

Als we door de gang lopen roept iemand vanaf een zaal: 
‘Wat een mooie schoenen met lichtjes heb jij!’ 
Als een kleine diva maakt ze een paar elegante sprongetjes zodat de lichtende stippen en sterren van haar gympen goed te zien zijn. 
We komen in een donker dagverblijf waar de televisie keihard aanstaat. 
Uit de automaat tap ik gloeiend hete chocomel voor hen.

‘Ik wil terug naar Opa.’
‘Ja, dat wil ik ook. Wie neemt mijn stok en wie zorgt goed voor mijn portemonnee? Ik zal de bekers hete chocola dragen.’
‘Ik neem de stok en zal als een oud opaatje lopen.’ Hij trekt een gerimpeld gezicht en strompelt zwaar leunend op mijn stok door de gang. 
Dansend op haar flitsende schoentjes dwarrelt zijn zusje er omheen en zingt: ‘Ik heb heel veel geld want ik pas op Oma’s portemonnee!’

De zuster bij de zusterpost lacht: ‘Wat heb jij mooie schoenen!’
‘Dat zegt nou iedereen!’
De vrolijke stoet trekt langzaam door de lange gang terug naar ‘ons eigen’ dagverblijf.
Als we daar aankomen is de chocola nog steeds gloeiend heet, maar ze ontdekken wat speelgoed om de tijd te doden.
De doos met bouwblokken wordt omgekiept al gauw spelen ze alsof ze thuis zijn.
De man bij het raam zegt: ‘Gezellig zo, met die spelende kinderen!’

Een vrouw komt van een zaal verderop en vraagt: ‘Wil je hier even je mooie schoenen laten zien?’
Enthousiast springend verdwijnt ze de zaal in. 
‘Als ik spring of hol doen ze het beter.’ 
Zo gaat het steeds. De mensen lachen en maken grapjes en zij danst en springt gewillig.
Ik vraag me af wanneer ze er genoeg van zal krijgen, maar voorlopig brengt dit stralende meisje op haar stralende schoentjes, zon in het ziekenhuis.

Als het tijd is om naar huis te gaan staat bij de lift een man met een zwarte pyamabroek en een zwarte kamerjas aan.
Ze kijkt hem aan en roept:
‘Je lijkt wel een Ninja!
‘Dat ben ik ook!’ zegt de man gevat en maakt een gebaar alsof hij een zwaard hanteert. 
In koor en met brede gebaren antwoorden ze tegelijk: ‘En garde!’
Met een brede lach verdwijnt hij in de lift.

Buiten blaast de gure wind de regen in ons gezicht en de loodgrijze hemel gaat al over in de nacht.

Maar binnen was het een zonnige namiddag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten