woensdag 13 maart 2013

Buurtkatten

De luide schreeuw van een ekster maakt dat ik opkijk van mijn boek.
Boven in ons fragiele appelboompje zie ik een dikke rode kat zitten.

Wij doen ons best vogels naar onze tuin te lokken met vogelvriendelijke begroeiing, zaadsilo’s en vetbollen. Maar in de huizen direct om ons heen wonen heel veel katten: rode, zwart-witte, grijs-witte en lapjeskatten, van alles wat.

Het getopte appelboompje heeft een duidelijke kruin en helemaal ontspannen en op zijn gemak zit de kat daar bovenin. Alsof hij denkt dat we ons boompje speciaal voor hem zo gesnoeid hebben. Het is bizar om te zien en onwillekeurig schiet ik in de lach.
Maar meteen is mijn volgende reactie: ‘Dit wil ik dus echt niet!’

Kalm sta ik op en haal uit de keuken een litermaat vol water. 
Rustig open ik de achterdeur. Ik verwacht dat hij weg zal schieten, maar niets is minder waar. Arrogant kijkt hij op me neer en maakt helemaal geen aanstalten te vertrekken.
Nou goed, je hebt erom gevraagd. De inhoud van de volle maatbeker gaat in zijn richting. Hoewel niet alles hem raakt is hij toch behoorlijk nat.
Met een woedende grauw laat hij zich langs de stam omlaag glijden en springt met veel geraas tegen de gammele schutting op. Daar blijft hij weer heel brutaal zitten en kijkt me aan.
‘Ksssst, ksssst’ zeg ik. Het helpt niets. Dus maak ik met de litermaat, waar nog een paar druppels inzitten, nog een gooi-beweging.
Hij springt van het hek af de buurtuin in.

Welnu, vanaf vandaag zijn we dus in oorlog met onze nieuwe buurtkatten. 
Als buren het vogelgezang bij ons roemen en het gedrag van hun katten excuseren met opmerkingen als: ‘Ach ja, dat is de aard van het beestje.’, dan zeggen wij steevast: ‘Als ze maar niet in onze tuin komen maakt het ons niets uit. Komen ze wel, dan gooien we gewoon met water.’
In de praktijk is dat niet leuk.
Alle buurtkatten hebben al eens een nat pak van ons gehad. Toch leren ze er snel van. Helaas moeten we bij nieuwe katten van voor af aan beginnen.

De grote rooie zat dus heel koddig boven in onze boom, maar onze boom is geen klimboom voor buurtkatten.
De volgende dag bleef zijn huisgenoot, de lapjeskat, onverstoorbaar midden in ons perk zitten alsof hij er thuis hoorde. Toen ik hem met water gooide vluchtte hij nat en wel ons schuurtje in, waar hij als een razende tegen mij tekeer ging, toen ik keek waar hij gebleven was. Er was een tweede puts water nodig om hem te laten vertrekken.
De zwarte met witte sokjes, woont hier al jaren en weet dat hij niet bij ons moet zijn. Hij loert alleen vanaf ‘zijn’ schuurdakje naar de vogels die in onze tuin scharrelen. Hij heeft zijn lesje allang geleerd.
Het jonge poesje dat onlangs hier kwam wonen, glipte vrolijk door onze voordeur naar binnen, toen we afscheid namen van ons bezoek. Hij ziet er schattig uit, maar heeft al gemerkt dat op zulk gedrag een koude douche staat.
De rooie kwam vanmorgen weer over de schutting hangen en keek door de serredeur naar binnen. Ik schrok me wezenloos van die rooie gluurder en kwam weer in actie.
Hij moet niet denken dat we terrein prijsgeven.

De vogels, geschrokken van al dit oorlogsgeweld in onze tuin, blijven weg. 
Grauwende katten en water-bombardementen, ze vinden het net als wij maar niks.

De strijd met de nieuwelingen is nog niet beslecht. 
De vrede is nog niet getekend.
Wie zal de langste adem hebben? 
De emmer met water staat bij de achterdeur en de litermaat hangt eraan.

2 opmerkingen: