woensdag 29 april 2015

When you came into my life

'When you came into my life
You give me your smile
A piece of your heart’

Over het tuinpad wandel je in het kielzog van je stevige begeleidster ons leven binnen. 
Je huid is donker en je bent erg dunnetjes. 
Je ogen zijn te groot en te verdrietig onder die grote bos krullen.
Toch moet je een sterk meisje zijn, want je bent zelfstandig gevlucht en hebt hier al asielzoekerscentra en procedures overleefd. Omdat je pas zestien bent zoekt je begeleidster een beschermde omgeving voor je en zo beginnen onze jaren samen.

Je hebt gevraagd om een gezin met een leeftijdsgenootje en liefst ook een christelijk  gezin. De ontdekking dat hier veel mensen niet in God geloven heeft je geschokt. In je eigen land zijn er christenen en moslims, maar iedereen gelooft in God.
We horen van je situatie en ik neem contact op.
Onze jongste  dochter is van jouw leeftijd en helemaal bereid je te ontvangen en zondags gaan wij naar de kerk. 

Veel praktische dingen moet je leren.
Je snapt niet dat je op de eerste schooldag op school moet zijn. Het is zo gezellig bij je landgenoten in Amsterdam dat je er nog een paar dagen wilt blijven.
‘Ik denk dat ik volgende maandag kom.’
‘Nee meisje, vandaag moet je de boeken ophalen want morgen beginnen de lessen.’  
Later, als je asielzoeker-klasgenoten, die wel dagen te laat op school verschijnen, in problemen komen omdat ze geen boeken hebben en lessen hebben gemist, ben je blij en trots dat jij je zaakjes in orde heb.
Je haalt steeds betere cijfers. Omdat we thuis Nederlands spreken gaat je taalvaardigheid met sprongen vooruit. We helpen jou, net als onze eigen kinderen met moeilijke vakken en  met het zoeken naar de juiste vakkenpakketten voor je vervolgopleiding.

Sommige dingen zijn moeilijk, zoals thuis zijn op de afgesproken tijd, laten weten als je niet komt eten, uit jezelf op tijd opstaan als je naar school moet. 
Jij doet echt je best en ik stel mijn verwachtingen bij.

Na een poosje noem je ons ‘Mam’ en ‘Pap’. We zijn er blij mee.
Samen met onze dochter doe je leuke dingen, maar jullie gaan ook samen naar je vrienden in het asielzoekerscentrum. We horen schrijnende verhalen en zijn samen verslagen om hun uitzichtloze situaties.

Soms hoor ik je ’s nachts huilen en zit dan een poosje op de rand van je bed. 
Om vertrouwen heb ik nooit gevraagd, je hebt me wat kleine brokjes gegeven.
Onze bijdrage aan jouw nieuwe leven is liefde geven, de rest is voor de professionals.
We reizen samen naar de rechtbank in Amsterdam. Het doet me pijn je daar, nietig en alleen, in die grote bank te zien zitten. Met moeite vertel je je ‘vluchtverhaal’. 
Ik hoor meer dan ooit en je bent er daarna nooit op teruggekomen.

Je kookt geregeld vreemde gerechten voor ons, we leren Arabische woorden en proberen je te verleiden voedzaam te eten, zodat je weer wat vet op je botten krijgt.
Het is gezellig, maar dan verhuizen we naar een andere stad en zoeken voor jou een kamer.
Dit vind je raar, dit hoort niet in jouw land. Daar woont een meisje thuis tot ze trouwt en je wilt best met ons meeverhuizen. Maar dit is Nederland.
Als je het diploma haalt waar je zo hard voor hebt gewerkt, zitten wij als ‘familie’ in de zaal. Ook een paar jaar later, als je Nederlander wordt ben ik erbij.

Dan bouw je het contact af. Ik vraag je waarom, want het doet pijn.
‘Nee mam, jij hebt niets fout gedaan.’
Je neemt een ander telefoonnummer en reageert nergens meer op.
Zo plotseling als je ons leven kwam binnenwandelen en ons leven hebt verrijkt, zo plotseling ben je er ook weer uitgewandeld.  
Lieve Narda, het ga je goed, vaarwel!







woensdag 15 april 2015

Het steelpannetje


Vannacht was het een heldere, wolkenloze nacht en de inktzwarte hemel gaf mij zomaar een geheim prijs.
Slapeloos was ik naar de huiskamer afgezakt en drentelde daar in het kille donker rond in de hoop wat slaap te voelen opkomen. Ik keek door het serredak omhoog waar de sterren fel straalden, zo fel dat ik geboeid bleef kijken. Als mens van deze tijd dacht ik het omgekeerde van de werkelijkheid: ‘Het lijken wel led-lichtjes!’
Opeens zag ik voor eerst van mijn leven zonder dat iemand het aanwees, het Steelpannetje.

Geen aanwijs-pijltje van een planetarium medewerker kan op tegen de zelfstandige ontdekking van zo’n constellatie.
Even overwoog ik ook op zoek te gaan naar de Grote en de Kleine Beer waarvan ik vermoedde dat ze in de buurt moesten zijn omdat ze altijd in één adem genoemd worden. Maar ik weet er gewoon te weinig van af, dus de verspreid glanzende sterren rondom mijn Steelpannetje liet ik voor wat ze waren, gewoon mooie heldere sterren.
Ik keek het nog eens goed, had ik het echt goed gezien?
Jawel, het kon niet missen: een Steelpannetje.
Tevreden ging ik naar bed en sliep gelijk.

Toen ik vanmorgen Wikipedia erop nasloeg stond daar heel badinerend:
‘Het helderste stuk van het sterrenbeeld staat bekend onder de bijnaam ‘de Steelpan’ en is gemakkelijk aan de hemel te vinden.’
Nou goed, dat ‘gemakkelijk’ geldt misschien voor sterrenkundigen, ontdekkingsreizigers of plattelandsbewoners, maar ik ben niet gewend me te oriënteren op de hemel, ik ben opgegroeid in de grote stad en het was voor mij de eerste keer dat ik hem zelf vond.

Ik las dat de Steelpan onderdeel is van de Grote Beer. Dat had ik vast ooit wel eens gehoord, maar ik was het weer vergeten. Bij de lessen in het Haagse Planetarium was ik waarschijnlijk nog te jong om blijvend geïnteresseerd te raken.
Eigenlijk is het geen wonder dat ik die Beren niet kon vinden: ze lijken absoluut niet op Beren. Alleen met een ongebreidelde fantasie en constellatie-kennis zie je die erin.
Maar het Steelpannetje maakte mij helemaal vrolijk vannacht.

Spreekt het steelpannetje mij extra aan omdat ik een huisvrouw ben en dus geniet van  zo’n gewoon huiselijk ding dat zomaar aan het firmament verschijnt?
Steelpannetjes zijn ondergewaardeerde pannetjes. Men laat de melk erin overkoken, warmt de soep erin op en moppert vaak dat ze net te groot of net te klein zijn. 
Zelf ben ik dol op het steelpannetje dat ik al 45 jaar bezit. Bij onze verloving kreeg ik het van mijn schoonmoeder. Dat ze voor goede kwaliteit koos is duidelijk: ondanks intensief gebruik in een groot huishouden staat het nog steeds keurig en ongedeukt in mijn kast.

Vannacht was ik ondanks koude voeten en slapeloosheid helemaal happy met mijn constellatie-vondst: ik had het prachtige stralende Steelpannetje helemaal zelf ontdekt en dat bleek een prima slaapmiddel.


woensdag 1 april 2015

Catfight

 
De straat is lang, smal en bijna stoeploos. Het is altijd passen en meten om aan ieders belangen tegemoet te komen. 
De kinderen spelen ouderwets op straat terwijl hun ouders zittend op de granieten voordeurstoepjes opletten, kletsen en een sigaretje roken. 
Fietsers en automobilisten groeten en kijken goed uit of er geen onbesuisd kind de straat oprent. 

Maar afgelopen zaterdag gaat het ineens helemaal fout in dat idyllische straatje.
Vier fors uit de kluiten gewassen, redelijk jonge Turkse dames, getooid met hoofddoeken en lange rokken, fietsen gezellig kletsend door het straatje. 
Twee van hen hebben een kind achterop en ze fietsen min of meer met z’n vieren naast elkaar. 
Vanaf de andere kant komt op de fiets een blonde Nederlandse vrouw aan.
Tot mijn stomme verbazing begint deze, zonder enige aanleiding ineens tegen de Turkse vrouwen te schreeuwen: ‘Hé, stomme vetzakken ga eens aan de kant! Jullie versperren de hele straat met al dat vet en al die lappen!’
De adem stokt me in de keel en ik voor de zekerheid stap ik even af en wacht langs de kant.

Ook aan Turkse zijde is de verbijstering groot. 
‘Hoor je wat ze zegt?’ De vrouwen stappen verontwaardigd van hun fietsen af.
De Nederlandse vrouw fietst rustig door, alsof haar opmerking doodgewoon is. 
Ze rijdt langs de vrouwen, die met stomheid geslagen, woedend midden op straat staan.
Dat ze er tussendoor durft te fietsen vind ik opmerkelijk dapper na zo’n uitermate beledigend statement. Ze is in ieder geval niet bang uitgevallen.

Als ze net voorbij is hervinden de Turkse vrouwen opeens hun spraakvermogen en reageren. Ze gaan er voluit tegenaan. Het is een ware vloedgolf, een ononderbroken stroom van verwensingen, zoals ik het nog nooit heb gehoord. 
Beledigingen en grofheden buitelen over elkaar heen in bewoordingen die zelfs voor mij als autochtone Nederlander helemaal nieuw zijn. Ze zijn prima geïntegreerd.

De blonde Nederlandse doet nog een keer een duit in het zakje en roept achterom: ‘Nou jullie zìjn toch zeker veel te dik en bovendien is het asociaal om zo met z’n vieren naast elkaar te fietsen.’
Dit is teveel zout in de wonden.
‘Kom op, we gaan erachteraan.’
Eén doet al een moeizame poging haar fiets te keren, raakt al draaiend half verstrikt in haar lange rokken, maar roept ondertussen tegen haar kind: ‘Spring vast achterop!’
Een ander zegt, trekkend aan haar fiets: ‘Kom op erachteraan!’
Haast en boosheid maken hen onhandig, een half gekeerde fiets glijdt weg.
’Kun je zien waar ze is heengegaan? Ging ze daar de hoek om of ging ze ergens naar binnen? Als we haar ergens naar binnen zien gaan bellen we gewoon aan!’

Opgewonden duwend en sjorrend proberen ze zonder de geparkeerde auto’s te beschadigen, de vier fietsen de andere kant op te draaien.
Als het tot een Turks-Nederlands treffen komt zal er een ware catfight ontstaan want hun woede is voelbaar.
Maar de Nederlandse kiest eieren voor haar geld en is verdwenen in één van de vele zijstraatjes, een achterommetje of een huis. Haar met z’n allen verder achtervolgen gehinderd door al die kinderen en rokken is nu helemaal onmogelijk.

Zo gaat de storm even snel liggen als ze opstak. 
Rest een zonnige middag in het rustige, vreedzame straatje, waar wat Turkse vrouwen samen fietsend op weg gaan naar de stad. 
Ik zag het allemaal gebeuren en fiets er nu weer rustig achteraan.