woensdag 27 november 2013

Tropensint


Vrolijk schallen de Sinterklaasliedjes uit de grote tent, die midden op het grasveld staat.
De laaghangende hemel belooft binnenkort een felle tropische regenbui en wij kinderen rennen de feesttent in, zoeken een plekje op de lage banken en zingen enthousiast mee met de liedjes, die uit de de krakende grammofoon komen. Op de klep van de grammofoon luistert het hondje met het scheve kopje mee. De bakelieten 78-toerenplaten die de verre reis hebben overleefd, worden goed gebruikt. Zo nu en dan hoor je een krasje, een barstje of moet een toeschietende hand de naald over een putje heen helpen, maar het is een prachtig feest en iedereen geniet.

We mogen één voor één naar voren komen. 
‘Esther Meerveld, kom jij maar eens bij Sint,’ zegt Sinterklaas met diepe, volle basstem, ‘Eens kijken wat er in mijn boek staat.’
‘De volgende die mag komen is Tilly,’ zegt Piet en gaat haar ophalen van haar bankje. Hoe zou hij weten wie Tilly is? 
De kinderen kijken vol spanning om en joelen als hij zich eerst ‘vergist’ en het verkeerde meisje bij de hand pakt.
Sint Nicolaas leest alle namen voor en vertelt over elk kind een anekdote. 
Als wij aan de beurt zijn gaan mijn zusje en ik samen naar voren. 
Ik geef hem een hand en maak een kniks - even door de knieën, je hoofd buigen, je rokje opzij trekken en dan weer keurig rechtop staan - precies zoals ik dat op onze Engelse school geleerd heb.
Piet, bijna niet te onderscheiden tegen het donkere gordijn, leest iets van een briefje en geeft mij mijn cadeau.

Ik herinner me goed de opwinding en de gezelligheid van die Nederlandse Sinterklaasmiddag op Borneo. Tropenregens kletterden zo nu en dan hard neer op het tentzeil en dan was de Sint even niet te verstaan.
‘Echt Sinterklazenweertje’, zei mijn moeder met een zweem van heimwee in haar stem.

Als alle kinderen aan de beurt zijn geweest, wordt op de plaat ‘Dag Sinterklaasje’ opgezocht. De Sint en zijn Pieten vertrekken in een auto, die voor de tent staat te wachten. Vol overgave zingen en zwaaien we hen uit.
Ze zijn blij dat hun warme karweitje, het is ongeveer 30 graden, er voor dit jaar weer opzit. Ze gaan een pilsje pakken.

Behalve de Nederlanders snapt niemand binnen deze grote internationale gemeenschap iets van dit wonderlijke pakjesfeest.
Een nep-bisschop, in een rode mantel met een aangeplakte baard? 
Zwart geschminkte blanken in wonderlijke uitdossing, it’s amazing!
Wat, hoe en waarom??
Rassenverschillen, apartheid, slavernij en discriminatie, alles wordt erbij gehaald, maar de Nederlanders blijven onverstoorbaar en eindigen elke discussie met: 'It’s our tradition.'

Maar al onze schoolvriendjes en -vriendinnetjes zouden 5 december wel graag met ons mee willen vieren. Ze informeren wat we gedaan hebben, hoeveel Pieten er waren, hoe de Sint eruitzag en wat we gekregen hebben.

Ze zuchten en tellen de dagen die zij nog moeten wachten tot hun Santa Claus eindelijk komt.


woensdag 20 november 2013

Laatste wens


Onlangs las ik het volgende berichtje:
‘Vrouw van 88 laat laatste wens tatoeëren op haar borst.’ Op de bijbehorende foto staat het decolleté van een oudere vrouw waarop ‘niet reanimeren’ is getatoeëerd. Dat kun je wel een ultieme laatste wens noemen.

Wanneer je boven de zestig bent zijn hart- en herseninfarcten bij bekenden regelmatig aanleiding tot gesprek. Wat als het jou of mij treft?
Wanneer zich een infarct voordoet, is voor het sein ‘niet reanimeren’ meestal geen tijd of gelegenheid meer. IJverige ambulancemedewerkers of vrijwilligers met een E.H.B.O.-diploma, brengen al snel vol goede bedoelingen hun vaardigheden in praktijk.
Als je dan zoals deze 88-jarige vrouw, op de plaats waar je gereanimeerd moet worden, hebt laten tatoeëren dat je geen gedoe meer wilt, is dat tenminste duidelijk.

Het bezig zijn met de dood hangt vaak samen met je levensfase. Oudere mensen denken daar anders over na dan jongeren. Jonge mensen gaan niet snel een plekje op de begraafplaats uitzoeken, zoals ik dat onlangs van een ouder echtpaar hoorde.
Ik las over een vrouw van 102, die tegen haar vijftigjarige kleindochter zei: ‘Eerst ben je bang voor de dood omdat je het nog te druk hebt met leven. Daarna niet meer, want bij elke ziekte verwacht je hem. Maar nu heb ik het gevoel dat hij mij heeft overgeslagen, en dat is ook niet alles, hoor.’
Een bekend gedicht vertelt over een poging tot vluchten voor de dood:

Een Perzisch edelman 

Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: 'Heer, Heer één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de and’re kant.
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Isfahaan!'

Vanmiddag - lang reeds was hij heengespoed - 
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
'Waarom,' zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
'hebt gij vanmorgen vroeg mijn knecht gedreigd?'

Glimlachend antwoordt hij: 'Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Isfahaan.

De onontkoombaarheid van de dood wordt hier fijntjes weergegeven. 
De mens kan in zijn jeugd met de dichter Marsman denken en dromen over het geweldige leven dat voor hem ligt:

‘Groots en meeslepend wil ik leven!
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!’

We denken dat het ons zal lukken ons leven lang jong, sterk en avontuurlijk  te blijven. 
We denken nooit zo te zullen worden als onze ouders, laat staan als onze grootouders.

Daarna komt meestal de fase van het willen vluchten voor de dood. 
We hebben te veel om voor te leven, teveel verantwoordelijkheden te dragen om al te kunnen sterven, denken we. 
Maar oud geworden, weten we hoe kwetsbaar en eindig het leven is. 
Dat niet wijzelf maar een Ander daarin het laatste woord heeft. 
Vluchten naar welk ‘Isfahaan’ dan ook, heeft geen zin en zelf willen we ook niet langer vluchten. Sommigen zoeken alvast een mooi plekje op het kerkhof uit en anderen tatoeëren als niet mis te verstane laatste wens ‘niet reanimeren’ op de borst.

Totaal onverwacht sterven of rustig ‘s nachts inslapen, dat lijkt mij het mooist. 
Zonder medische hectiek afreizen naar de eeuwige rust bij onze Heer en God, is mijn ultieme laatste wens.

Al dan niet met tattoo.




woensdag 13 november 2013

Miljonair



‘Weet u dat er afgelopen jaar 20.000 miljonairs zijn bijgekomen in Nederland?’ fulmineert de socialist.’ De liberaal haalt vriendelijk glimlachend zijn schouders op en geeft een al vaak gegeven antwoord. De kamerdebatten zijn al uren aan de gang.
Gelukkig zit er een knop op de televisie, hij zet hem uit en gaat Nienke halen.

Op het schoolplein krioelen ouders en kinderen door elkaar. Kinderen zoeken hun ouders, grootouders of oppas en iedereen probeert zijn fiets zo te manoeuvreren dat ze straks snel weg kunnen rijden. Auto’s wringen zich door de smalle straatjes en steegjes: spitsuur op schoolniveau. Temidden van al dat rumoer staat hij als een rots in de branding.

Ineens een juichkreet: ‘Opa! Mijn lieve Opa!’ 
Met een grote sprong hangt Nienke om zijn nek en geeft hem een dikke knuffel. 
Hij zet haar met een zwaai achterop. Stoer achterstevoren, zodat ze alle vriendjes en vriendinnetjes gedag kan zwaaien en nog even iets kan roepen terwijl ze wegfietsen. 
Van de krioelende mierenhoop op het schoolplein blijft niets over dan een vergeten jasje, een verloren tekening en een rugzakje dat eenzaam aan het hek is blijven hangen.

Onderweg vertelt ze Opa over haar konijn. Hij verstaat niet alles, want het verkeer maakt lawaai en ze zit achterstevoren, maar hij begrijpt dat haar konijn dood is en zegt op gepaste tijden ‘och’ en ‘wat erg, meisje!’
Dan zijn ze thuis. Nienke trekt stevig aan de bel.
‘Oma, daar ben ik weer!’ roept ze door de brievenbus, ze huppelt vrolijk naar binnen en nestelt zich als een poesje in het hoekje van de bank. Ze spint bijna van genoegen, haar knuffeltje houdt ze dicht tegen zich aangedrukt.

‘Waarom heb jij een knuffel bij je?’ vraagt Oma verbaasd.
‘Dat mocht van mama, want Ilala is dood.’
‘Wat zeg je nou? Wat erg! Was hij ziek?’
‘Nee eigenlijk niet. Hij had iets met zijn tandjes. Mama is naar de dierendokter geweest, maar toen ze daar kwam was hij al dood.’
Ze drukt het knuffeltje, dat werkelijk op haar gestorven konijn Ilala lijkt, tegen zich aan. 

Dan schakelt ze over: ‘Ik heb een nieuwe letter geleerd vandaag! De P van pen. Kijk maar.’ Er komt een blad uit de tas en we krijgen uitgelegd hoe de P geschreven moet worden.
‘Ik zal het wel voordoen. Mag ik het schrijfboekje?’
Met het puntje van haar tong uit de mond schrijft ze nu de P met een fraaie krul op het eind.

Ze krijgt drinken en een zakje letterbiscuitjes. 
Daar legt ze eerst woordjes mee: ‘pen’, ‘ken’, ‘pan’, ‘Is ‘koep’ wat?’ 
‘Nee, maar ik weet er nog wel één.’ zegt Oma en schuift snel met wat letters: 
’S-N-O-T, snot’, leest Nienke, ‘Ohh!’
‘Daar moet je even wat aan doen, hoor.’ 
Ze krijgt een smurfenzakdoekje en snuit haar neus.
‘Nu ga ik alles opeten, ik heb echt honger.’

Haar staartjes zijn afgezakt, haar spijkerbroek heeft vuile knieën en de fluoriserende veters van haar hoge sportschoenen zijn losgeraakt. 
‘Mochten jullie vandaag extra buitenspelen omdat het zulk mooi weer was?’
Ze schudt gedecideerd haar hoofd: 
‘Nee hoor, dat kan niet meer in groep 3. Extra buitenspelen is voor groep 1 en 2, in groep 3 moet je werken. Maar dat is juist leuk. Kijk, ik mocht mijn volle Dikke Duimen Kaart meenemen. Een Dikke Duim krijg je als je iets goed hebt gedaan.’

‘Opa, zullen we naar de speeltuin gaan?’ 
Ze gaan op pad, onderweg kletst ze hem de oren van het hoofd.
Opa luistert en denkt aan wat hij vanmiddag over miljonairs en hun belastingverhoging hoorde.

Hij glimlacht, hij heeft zich heel de middag miljonair gevoeld en hoeft niet eens belastingverhoging te vrezen.


woensdag 6 november 2013

Water, wind en uiterwaarden



Buiten lokt het najaarszonnetje. 
Josefine wil naar buiten, de frisse kruidige herfstlucht opsnuiven, de rivier zien.
Met haar rollator schuifelt ze voorzichtig naar de lift. Eenmaal beneden moet ze door de ingewikkelde beveiligingssluis van de luxe seniorenflat naar de voordeur.
Eindelijk staat ze buiten. Ze ademt diep in. Soms voelt ze zich zo vreselijk opgesloten in deze veilige bunker midden in de stad.
Buiten, in de smalle beschaduwde steeg tussen de hoge, dicht op elkaar staande huizen, blaast de kille wind ritselend de bladeren op een hoop.
De rollator hobbelt moeizaam over de ongelijke keitjes en het glibberig geworden gevallen blad, in de richting van het zonnige zijstraatje. 

Boven, vanachter het raam van zijn boekenkamer kijkt Paul haar bezorgd na. 
Ze is onlangs weer gevallen, dat was al de derde keer, maar wat moet hij? 
Die vrijheidsdrang, dat verlangen naar buiten, naar frisse lucht en de rivier, daar kan hij toch niets aan veranderen. 
Vandaag lokken de zon en het prachtige herfstweer haar. 
Ze moet eruit, buiten leeft ze helemaal op, dus laat hij haar met zorg in zijn hart gaan.

Hij pakt één van de pijpen van het pijpenrek en steekt de brand erin. 
Dan neemt hij een boek uit de hoge, kamerbrede boekenkast. Zoekt even in de stapel tijdschriften tot hij het juiste nummer heeft en installeert zich in zijn grote rookfauteuil. In deze kamer is geen sprake van frisse lucht en hij mist het niet. 
Pijptabak en oude boeken, daar ruikt het hier naar en daar houdt hij van.
Hij weet niet hoeveel boeken en tijdschriften hij heeft, er is zoveel dat hij wil lezen en herlezen. Rustig leest hij, terwijl de ruimte zich vult met tabaksrook.

Josefine is nu in een zonnig straatje aangekomen. Ze kijkt even omhoog langs de mooie oude gevels en loopt op haar gemakje verder. 
Ze geniet van de kleurige herfstpracht en groet zo nu en dan een buurtgenoot. 
Bewust diep inademend wordt ze rustig en blij, wat stram bukt ze zich en raapt een aantal rode en gele eikenbladeren op. 
Ze besluit daar herfstkaarten van maken en allerlei vrienden zomaar eens een kaartje te sturen. Ze legt de blaadjes voorzichtig in haar rollatormandje.

Daar is de IJssel, de zon danst op het water. 
Voorzichtig gaat ze voetje voor voetje het hellinkje af en eenmaal beneden op de kade verstomt het geraas van het verkeer boven op de dijk. Ze gaat zitten op haar rollator.
Hier heeft ze helemaal haar rust, haar meditatieve moment. Ze geniet, drinkt haar omgeving in en kan haar zorgen loslaten.
Het schitterende water, de wind in haar gezicht en het uitzicht op de groene uiterwaarden aan de overkant, dit is haar eigen ‘wellness-centre’. Haar hart klopt sterker, haar wangen krijgen kleur, ze geniet.

Haar oude kunstenaarshart krijgt een nieuwe impuls. Ook al is ze ver over de 80 en behoort het schilderen van grote stukken niet meer tot haar mogelijkheden, als ze inspiratie heeft wil ze er iets mee doen. Al is het maar kaarten maken met herfstbladeren.
Creatief zijn houdt haar levendig en alert. Soms, als ze niet kan slapen en er wel ideeën opborrelen, zit ze ’s nachts te tekenen of collages te maken.

Zo dagdroomt, denkt en mediteert ze daar een poosje. 
Als ze het koud krijgt, staat ze voorzichtig op en gaat naar huis.