woensdag 25 september 2013

Tai chi


Samen slenteren we gezellig langs de singel en twee sierlijke zwanen zwemmen met ons mee. Het is een prachtige zonnige nazomer-zaterdagmiddag en het nieuwe seizoen staat voor de deur. Nieuwe cursussen en lessen zullen binnenkort beginnen en in de plaatselijke bladen wordt druk geadverteerd.
Ook op de stoep staan hier en daar sandwichborden, die winteractiviteiten aankondigen en uitnodigen deel te nemen aan proeflessen. 

We lezen dat Petra’s schildersatelier kennismakingslessen geeft en dat je bij Marije vrijblijvend een proefles pottenbakken kunt meemaken. Je kunt de salsa leren dansen, je inschrijven voor theaterlessen, schrijflessen en lessen grafische vormgeving. 
Mogelijkheden genoeg om lange winteravonden te vullen.

Onze bezigheden van het vorige seizoen zijn òf niet voor herhaling vatbaar òf met een examen afgerond. 
Voor het nieuwe seizoen zoeken we iets nieuws. 
‘Zullen we dit jaar eens samen iets doen? Misschien is dat toch wel leuk.’

We zijn eigenlijk niet zo van het samen iets ondernemen. We zijn de hele dag al samen en bovendien ligt wat we leuk vinden meestal ver uit elkaar. Maar het is wel een grappig idee en er moet toch iets zijn dat we allebei leuk vinden. 
Aan de overkant van de weg zien we een groot bord staan: Zaterdag hele dag inloop-demonstratie Tai-chi. Dat is vandaag, dus we kunnen gaan kijken.

‘Weet jij wat Tai-chi is?’
‘Volgens mij iets met schijnbewegingen en dan de ander steeds bijna slaan, of zo.’
Het bord staat voor een uitnodigend geopende deur van een monumentaal wit pand, waar we op dat moment langs lopen. Wat let ons naar binnen te gaan en het eens te bekijken?

Tot onze verbazing komt een keurige heer in driedelig kostuum ons tegemoet. 
‘Goedemiddag, welkom, u komt zeker in het kader van ons open huis.’
We knikken wat aarzelend, we hadden eerder een man in een wit judopak of iets dergelijks verwacht. Maar misschien is hij netjes aangekleed ‘in het kader van de open dag’ en heeft hij voor de demonstratie het lagere voetvolk ingehuurd.

Met een breed gebaar loodst hij ons een keurige ruimte met hoogpolig tapijt en comfortabele stoelen binnen. We voelen dat hier iets niet klopt.
Iemand vraag of we een kopje koffie willen en voor we het weten staat er koffie op tafel.
De overhead flitst aan en onmiddellijk steekt de man in het driedelige kostuum van wal.

Wat moeten we doen? We zitten duidelijk in de verkeerde voorstelling, maar de presentatie loopt en wij zijn de enige toeschouwers.
Het gaat over erfenissen en schenkingen, over de koude en de warme kant. Dan schakelt hij over op belastingvoordeel, beleggingen en risico’s afdekken. Waar zijn we beland? 

Zo nu en dan kijken we elkaar aan. Om de beurt haalt één van twee diep adem en om er tussen te komen. De man merkt het niet en ratelt non stop door.
Het 'point of no return’ is allang bereikt, we durven echt niet meer weg en met een licht schouderophalen zijn we het eens geworden, dat we dit maar uit moeten zitten. We steken er vast nog wel wat van op. Al was het maar dat je goed moet kijken voor je ergens binnenstapt.

Ik spied langs het scherm naar buiten, waar misschien wel andere mensen vrolijk aan het tai-chi-en zijn. Maar nee. Buiten staan keurige heren in een kringetje koffie te drinken en te roken op een grijs betegeld binnenplaatsje.

Als hij eindelijk klaar is krijgen we een stapel brochures en vraagt hij of we nog vragen hebben.
Nee, eigenlijk niet.
Nou ja, toch: ‘Waar is de Tai-chi les?’

‘Daarvoor moet u één deur verder zijn, mevrouw.’


woensdag 18 september 2013

De Coca-Cola man


Met mijn handen om de spijlen van het hek geklemd speur ik de hete, schaduwrijke laan af. 
Straks komt de Coca-Cola man! Eindelijk hoor ik in de verte getoeter en komt een felrode vrachtauto de hoek om. 
Ik ren zo snel mijn benen mij kunnen dragen naar binnen.
‘Sara, Sara, de Coca-Cola man, he is llegado.”
Tot wanhoop van mijn moeder vermeng ik mijn Nederlands steeds meer met Engelse en Spaanse woorden. 

Sara, onze bediende, haalt twee Coca-Cola kroonkurken uit de keukenla en geeft mij en mijn zusje er elk één. Het zijn heel speciale, want binnenin staat een klein Coca-Cola flesje. 
Op zo’n kroonkurk hopen alle kinderen als ze hun Cola-flesje openmaken, want als je die inlevert bij de wagen krijg je een miniflesje cadeau. En die kleine flesjes kun je weer sparen in een felgeel kratje.

Nu begint een kleurig spektakel in de anders zo stille laan.
Deuren en hekken zwaaien open. Van alle kanten rennen kinderen naar de felgekleurde vrachtwagen. Maar eerst zijn de vrouwen aan de beurt. Het zijn Venezolaanse bedienden uit de huizen langs de laan. Ze leveren lege Cola-flessen in en nemen volle kratten weer mee naar binnen. Alles gaat in de grote, manshoge ‘fridge’ voor een koele dronk op z’n tijd. 

Na de bedienden zijn de kinderen aan de beurt. Iedereen komt de doppen die hij gespaard heeft bij de Coca-Cola man ‘verzilveren’. De man kijkt ze zorgvuldig na en als het begeerde flesje erin staat, krijgen we daar een miniflesje voor terug.
Hij gooit de gecontroleerde doppen in de grote jute zak, die in de cabine van de vrachtauto staat. Blij rent de een na de ander met zijn flesje terug naar huis.

Maar ik ben nog niet aan de beurt, want vandaag zijn er veel grote kinderen. 
Ze staan allemaal voor me.
Ongeduldig zwaai ik met mijn dop en roep: ‘Sir, sir, señor!’
Dan, om de zaak te bespoedigen, kruip ik tussen alle benen door, klim in de cabine en gooi mijn dop alvast in de jute zak.  

‘Nee, nee, niet doen, dan kan die meneer niet meer zien dat je een flesje had!’ roept mijn zusje nog. 
O ja, beteuterd kijkt ik de man aan. ‘Ik heb hem erin gedaan! Ik had echt een flesje!’
De man schudt zijn hoofd. Nee, daar kan hij niet aan beginnen.

Dikke tranen rollen over mijn wangen. Mijn zusje heeft haar dop nog en levert die volgens de regels in. Ze krijgt een miniflesje. 
Ik huil heel hard maar de man schudt nog een keer zijn hoofd en stapt in. Hij is hier klaar en rijdt weg.

Wij gaan naar binnen. Mijn moeder vraagt verbaasd wat er aan de hand is.
Nog nasnikkend leg ik alles uit.
Mijn moeder geeft me een knuffel, droogt mijn natte wangen af en zegt laconiek: ‘Juffertje Ongeduld, volgende keer gewoon rustig op je beurt wachten, dat moet iedereen. Kom, handen wassen en aan tafel.’

De laan ligt er weer heet, stil en verlaten bij.
Tot de volgende keer dat de Coco-Cola man komt. 


woensdag 11 september 2013

De eerste nacht

Sinds jaar en dag is de eerste nacht op vakantie een ramp. 
Ik kan niet slapen, want ik heb teveel gezien en beleefd onderweg. 
Op de plek van aankomst is altijd alles anders dan ik dacht, door vermoeidheid valt alles tegen en liefst wil ik direct terug.
Inmiddels weet ik dit en houd mezelf de hele nacht krampachtig voor, dat morgen de zon zal schijnen en alles er dan heel anders uit zal zien.

Dit jaar is het niet anders. In het aardedonker volgen we struikelend een man die ons de weg wijst naar ons appartement.
Dan opeens een vrolijke verrassing: we staan op een helder verlicht terras, waar zacht gezellige muziek aanstaat. In de warme nachtlucht zitten mensen wat te eten en er klinkt een vrolijk geroes van stemmen.

Ons appartement ligt zo’n 100 meter verderop. 
We besluiten onze koffers daar ongeopend neer te zetten en gaan terug naar het terras om wat te drinken en bij te komen van de reis.
Maar na een half uurtje slaat de vermoeidheid toe. We gaan naar bed.

Ik val direct in slaap, hoewel ik op de achtergrond vaag registreer, dat op het terras het zachte muziekje heeft plaats gemaakt voor een bonkende techno. 
Maar ik slaap en morgen schijnt de zon.

Dan komt de bovenbuurman thuis na een avondje stappen. Klaterend leegt hij, ongetwijfeld opgelucht, zijn blaas doelgericht precies in het putje. Ik ben minder opgelucht en klaar wakker, het is alsof er een emmer naast mijn bed wordt leeggegoten. Zullen we de komende weken alles zo goed kunnen horen?
Laat maar, morgen is alles anders.

Nu ik eenmaal wakker ben voel ik hoe de stalen veren van het binnenveringsmatras onbarmhartig diep hun afdruk in mijn heup achterlaten.
Draaien geeft maar heel even verlichting. Zo zwaar ben ik nu toch ook weer niet? Ik pak een badhanddoek uit badkamer en leg die ertussen. 
Morgen zullen we vast een goede oplossing vinden en zal het beter zijn. Na een poosje glijd ik weer weg in slaap.

Een groep jongelui komt nu thuis van het stappen. Ze hebben het erg leuk gehad en stoeiend plonzen ze in het zwembad voor onze deur. Ze gillen, lachen en duwen elkaar schreeuwend het water in. Na een kwartiertje gaan ook zij naar bed. Het is inmiddels drie uur. 
Maar ach, morgen kan ik in het zonnetje een lange siësta houden. 

Ik val bijna weer in slaap, maar schiet verschrikt overeind door het indringende gezoem van een mug bij mijn hoofd. Net als altijd reageer ik hysterisch, sla in het donker om me heen, wapper met het laken en trek dat vervolgens over m’n hoofd. Ik probeer me te vermannen: ‘Stel je niet aan. Het is maar een mug. Het ergste dat je kan overkomen is een muggenbeet, so what? Ga slapen.’
Met het laken over mijn hoofd en hoor ik hem niet meer. 
Morgen zullen we hem wel doodslaan of een muggenstekker kopen, want morgen wordt alles beter.

Nu val ik echt in slaap. Ik droom mezelf in slaap met het beeld dat ik morgen gewekt zal worden door zonnestralen, die alles een feestelijk tintje zullen geven, vogelgezang en gezellig kraaiende peuterstemmetjes vanuit het zwembad.

De volgende morgen worden we wreed wakker gemaakt door een zware motormaaier die het gras rond ons appartementje maait, terwijl de gestaag neervallende regen het zwembad met kringen versiert. 

Misschien moet het gewoon nog een keer ‘morgen’ worden.




woensdag 4 september 2013

Het gevoel van een boek


De koffers staan gepakt en we zijn klaar voor vertrek. 
Tevreden kijk ik naar de twee bescheiden koffertjes, ze zijn kleiner en lichter dan in voorgaande jaren. Vijftien kilo lichter om precies te zijn. 
Ik ben blij dat de stap genomen is. 

Dit jaar heb ik niet eindeloos hoeven wikken en wegen welke topjes, jurkjes of broeken de koffer uit moesten om plaats te maken voor nog een boek.
Ik heb geen kaft van een ingebonden boek gesloopt om het minder te laten wegen en ik heb geen goedkope tweedehands paperbacks aangeschaft. Nee, dit jaar kan alles mee en we zitten nog lang niet aan ons maximum Transavia-gewicht.

Tevreden probeer ik te bedenken wat ik allemaal te lezen bij me heb, maar ik weet het niet eens precies. Want vlak voor de vakantie heb ik een e-reader gekocht. 
‘Al is het maar voor de vakantie,’ was het argument. 
Nu ben ik dankzij een levendige uitruil in het bezit van zo’n tachtig e-books.

Van Baantjer tot Anna Enquist en van Eline Vere tot Jo Speedboot. 
Van het wonderlijke hiernamaals dat Vestdijk beschrijft in ‘De kelner en de levenden’ tot Paul Young’s bizarre ontmoetingen in zijn boek over de eeuwigheid.
De idyllische werelden van Meave Binchy en Lynn Austen voelen zich helemaal thuis naast de harde realiteit van de journalist Bram Vermeulen. 
Een selectie maken is niet meer nodig, alles gaat fluitend mee in mijn handbagage.

Het begon allemaal toen ik onlangs een gesprek over e-readers volgde. 
Het was nog nooit in me opgekomen zo’n ding aan te schaffen. 
Maar toch wist ik zeker dat het helemaal niets voor mij was, want een mooi ingebonden boek voelt zo prettig in je hand.
Bovendien vind ik op mijn gemakje teruglezen, wie die man met die rare naam ook alweer is of stiekem op de laatste bladzijde kijken wie het gedaan heeft of hoe het afloopt, erg leuk. 
En dat zou ik allemaal moeten missen met een e-book.

Een echte boekliefhebber in de kamer beweerde vol overtuiging, dat hij het speciale gevoel van een boek in zijn hand zou missen. 
Hij zei: ‘Ik vind dit niks. Je voelt het kaft niet meer, je ruikt de drukinkt en het stof niet meer. Nee, ik schaf er echt geen aan.’
Ik ben het helemaal met hem eens. 

Maar het gewicht van de vakantiekoffers gaat ons steeds meer parten spelen. Het maximale Transavia-gewicht wordt ons veel te zwaar.
Dus besluiten we er toch maar één aan te schaffen en het zelf uit te proberen. 
Al snel blijken de voordelen ver op te wegen tegen de nadelen.

Kleine letters zijn met één druk op de knop een paar punt groter te maken, een uitkomst. Opzoeken waar ik gebleven ben doet mijn readertje nu voor mij, terugbladeren blijkt een handigheidje, dat je snel onder de knie hebt en op de laatste bladzijde kijken ach, dat is toch eigenlijk een heel gênante gewoonte.

Als een boek me niet bevalt, is het een kwestie van een paar klikjes en ik kan van mijn digitale boekenplanken iets nieuws uitkiezen.
Wachttijden vliegen voorbij en het doet er niet toe of mijn boek groot of klein, dik of dun is: ik kan overal verder lezen, want dit ding past altijd nog wel in mijn tas. 

Sinds de vakantie is het gevoel van een boek in mijn hand vooral het gewicht dat niet meer meegesleept hoeft te worden.