woensdag 18 maart 2015

De hele oude Opa


De hele oude opa is overleden. Hij is langzaam weggedreven op de zee van doofheid en dementie, tot hij op 102-jarige leeftijd stil en rustig insliep.
De meeste achterkleinkinderen kenden hem nauwelijks want het jarenlange proces begon al voor zij geboren werden. Maar ze kennen allemaal het houten paard en wagentje dat hij lang geleden voor hun opa maakte. Sommigen spelen er nog steeds mee. 

Vanmorgen begraven we hem ‘in besloten familiekring’. 
Kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen vullen de aula. Vrijmoedig kijken de jongsten om zich heen in de sobere zaal. De oudere kinderen, al naar hun karakter en ervaring, zijn wat meer gereserveerd. 
Een zesjarig meisje loopt naar de kist waar een mooie foto en een bloemetje op staan.
Ze bekijkt hem aandachtig, haar hand glijdt over de blankhouten kist.
‘Ligt de hele oude opa hier nu in?’ vraagt ze aan niemand speciaal.
‘Niet aankomen!’ zegt haar grote zus geschrokken en probeert haar weg te trekken.
Maar ze trekt haar arm los, haalt haar schouders op en bestudeert alles onverstoorbaar verder. Het glanzend grijze kleed met lange gedraaide franjes tot op de grond, mooi vindt ze dat. Dan loopt ze langs de kist naar de openslaande deuren waardoor straks de kist naar buiten gaat. Enkele andere kinderen komen bij haar staan.

Buiten heerst de druilerige morgen over een vreemde winterse tuin. Donkere wolken rusten zwaar op het vlakke polderland achter de thujahaag aan het eind van het kaarsrechte pad.
‘Onder die stenen liggen mensen begraven.’ 
‘Hoe weet jij dat?’
‘Dat was bij mijn andere opa ook zo. En op die rechte stenen staan hun namen.’
‘Kijk daar, sneeuwklokjes.’
Peinzend staren ze.

Mensen met een gieter en een schepje lopen over het lange pad.
‘Oma, wat doen die mensen?’
‘Ik denk dat zij een poosje geleden iemand begraven hebben en nu het gedeelte rond de steen netjes maken. Het is eigenlijk een een soort tuintje.’
‘Maar bij de wortels ligt dan toch iemand?’
Ik knik, maar we gaan beginnen.

We vertellen verhalen uit Pa’s lange leven. Dingen waarmee hij indruk op ons maakte en wat eigen-‘aardig’-heden. In een hoekje knaagt steeds dat hijzelf niets voor dit soort grafredes voelde. 
‘Geen bloemen, geen steen, geen grafredes, het gaat om Gods genade en de eeuwige heerlijkheid.’ Maar ja, zo’n lang leven en zoveel kinderen die hem bijna niet kennen en kleinkinderen, die ook veel dingen helemaal niet weten.
Drie van de vele bijbels die hij in de kantlijnen helemaal volschreef liggen op tafel, die mogen ze straks bekijken. 

Dan zegt de begrafenisondernemer ‘We gaan nu Uw vader, Grootvader en hele oude Opa naar zijn laatste rustplaats brengen’. 
Zoals afgesproken stappen de gevraagde mannen naar voren.
Opeens staan overal tussen de mannen ook kinderen die Opa die willen begeleiden. Aandoenlijk bereid houden ze de baar vast en één draagt het bloemetje.
Aangekomen bij het graf wil het nieuwsgierige meisje zien hoe diep het graf is, ze leunt heel ver voorover en verliest bijna haar evenwicht. 
We lezen uit zijn eigen, oude, volgeschreven bijbel Psalm 23. Hij is bijna niet meer leesbaar door alles wat er omheen geschreven is. Duidelijk een lievelingspsalm.

Als we naderhand koffiedrinken spelen de kinderen met het houten paardje.






woensdag 4 maart 2015

Gedeukt zelfvertrouwen


Verbaasd probeer ik te begrijpen wat ik zie. Klinkers en smalle reepjes grond; hier klopt iets niet. Hoe is mijn wereld zo gedraaid?
Om mij heen klinken stemmen die de inmiddels bekende woorden spreken:
‘Blijft u maar rustig liggen.’
‘Ik pak uw fiets even onder u vandaan.’
‘Wat gebeurde er nu toch?’
Ik wil overeind komen maar een gedecideerde hand drukt me stevig terug op de keitjes en ik geef mijn verzet eerst maar even op.
‘Mijn bril! Pas op voor mijn bril.’ zeg ik hopelijk luid en duidelijk. Stel je voor dat die in gruzelementen is of dat hij nog heel is en iemand gaat er in de consternatie bovenop staan. Kost honderden euro’s die ik wel beter te besteden weet.

Als de druk op mijn hoofd even minder wordt ontsnap ik en ga rechtop zitten. Een kring van vriendelijke, welwillende mensen staat om mij heen. 
‘Kan ik iemand voor u bellen?’
‘Uw fiets lijkt verder o.k. Het mandje heb ik alweer rechtgezet en het spatbord wat bijgebogen.’
‘Nee hoor, mijn man heeft geen auto. Maar het is ook echt niet nodig.’
Ik voel aan mijn hoofd. Een snel groeiende bult vlak boven mijn wenkbrauw, een beginnend gebonk in mijn hoofd en een smal straaltje bloed uit een schaafwond op mijn slaap getuigen dat ik onzacht met de straat in aanraking ben geweest.

‘Misschien hebt u een hersenschudding. U kunt niet fietsen. Zal ik thuisbrengen?’ 
Maar ik ben niet misselijk, hooguit wat groggy en ik geneer me dat ik daar languit op straat lig.
Iedereen is even behulpzaam en vriendelijk maar ik wil gewoon opstaan en zelf naar huis fietsen.
‘Als u met die mevrouw meegaat zal ik uw fiets wel naar uw huis brengen.’
Mij wordt weinig gevraagd en als ik nu niets zeg ze denken dat er echt iets mis is. Dus neem ik het heft in handen.
‘Er is heus niets aan de hand. Het was gewoon stom, ik had beter moeten opletten. Ik heb niets gebroken, kijk maar ik kan alles bewegen.’ Overtuigend beweeg ik mijn armen en benen. ‘Ik heb hele stevige botten hoor en een harde schedel.’

Inmiddels staat mijn fiets overeind maar ik zit nog steeds, letterlijk vernederd, op de grond en vraag: ‘Wilt u mij alstublieft helpen op te staan?’
Drie man sterk hijsen me met een fikse zwaai overeind. 
‘Ziezo, dat voelt een stuk beter.’
Iemand hangt mijn fietstas aan de bagagedrager en een jongeman komt aanlopen met de boodschappen die overal verspreid lagen. 

‘Woont u ver weg?’
‘Nee, ik fiets in tien minuten naar huis en ik beloof u dat ik de veiligste en snelste route zal nemen.’
Aarzelend zoekt iedereen zijn inderhaast neergezette tassen en fietsen weer op.
‘Weet u het zeker? Ik wil…’
‘U hoeft het maar te zeggen hoor…’
‘Lieve mensen, hartelijk dank. Ik weet dat u allemaal wilt helpen maar het is heus niet nodig.’

Een halve kring niet helemaal overtuigde mensen kijkt me na. Ik durf niet om te kijken of mijn hand los te laten om te zwaaien, want ik ben vanmiddag dus voor de derde keer roemloos met mijn nieuwe fiets gevallen. 
Zowel mijn spatbord als mijn zelfvertrouwen zijn gedeukt.

Hoe lang zal het nog duren voor ik dit onding in mijn macht heb?