woensdag 26 november 2014

Computer met honger



Zacht fluistert mijn computer in onverstaanbaar kleine lettertjes: ‘Voor het openen van dit bestand hebt u Adobe nodig.’
Ik ben dol op mijn kleine computertje maar hij moet niet zeuren. Ongeduldig klik ik de mededeling weg. Ik heb allang Adobe en daar moet hij het maar mee doen.
De andere sites die ik wil bezoeken gaan moeiteloos open en de hele avond werk ik lekker door.

Maar bij het afsluiten komt het Adobe venstertje weer te voorschijn. Wat wil hij toch? Heeft hij niet alles wat zijn hartje begeert?
Wat onzeker buig ik dichter naar hem toe om de priegelig tekst te kunnen lezen.
O, het gaat om een upgrade. 
Mijn twijfels overwinnend klik ik op OK.
Er gebeurt niets. Snel klik ik nog een keer. Prompt staan er twéé rode Adobe doosjes op mijn bureaublad.

Hoe krijg ik die nou weer weg? Ik ga gewoon door met de eerste. Ik zal er op dubbelklikken, cadeautjes moet je tenslotte uitpakken.
Dan meldt mijn beeldscherm dat de volgende stap, stap 2 is. Logisch lijkt me en ik klik op ‘Doorgaan’.
Het scherm verandert en er loopt een balkje vol met blauwe streepjes.

Opeens kan hij niet verder en roept hij luid in grote letters:
‘Om verder te gaan moet u eerst alle openstaande programma’s sluiten.’ 
Welgemoed klik ik Chrome, Safari en iPhoto weg en klik ‘Opnieuw proberen’ aan. 
Maar de mededeling verdwijnt niet.
Wat een zeurpiet, er staat niets meer op het bureaublad.

Gelukkig kan ik hier thuis om ‘niet computergestuurde bijstand’ vragen. 
“Afsluiten’ is niet hetzelfde als ‘wegklikken’. Je moet ze helemaal stoppen.’
Als ik dat doe schiet het balkje ineens door naar 97%. 
Geboeid volg ik zijn verrichtingen terwijl hij langzaam naar de100 kruipt. 
Dan roept hij ineens in grote letters: ‘Klik op voltooien’.
Vervolgens wordt ik gefeliciteerd met het succesvol downloaden van dit programma.
Verbluft staar ik naar mijn computertje. 
Hij heeft zijn nieuwe, ge-upgrade programma kennelijk ergens in zijn binnenste opgeborgen en zal het indien nodig, vanzelf tevoorschijn toveren.

Dan verschijnt de mededeling dat hij ook voor mijn besturingssysteem een upgrade heeft: Yoshimite. Tjonge, hij heeft er zin in vandaag. Overmoedig door het geboekte succes begin ik eraan.
Maar dit blijkt heel andere koek, Yoshimite gaat veel dieper in zijn ingewanden zitten dan de eenvoudige Adobe upgrade.
Al snel geef ik het uit handen. 
Mijn huiskamer-helpdesk gaat aan de slag.

Nu lijkt mijn computertje voorlopig voldaan. Voor mij is zijn onverwachte honger naar nieuwigheden elke keer weer spannend. 
Ik voel me soms net een onervaren moeder met een lastige baby.
‘Wat wil hij nou? Wat moet ik doen? Gaat dit wel goed?’
Bovendien verandert er door een upgrade altijd wel iets. Een ander kleurtje of een andere indeling en daar houd ik niet van.
Mijn computertje heeft er ook dit keer wat vreemde trekjes bij gekregen, maar wat ik hem echt kwalijk neem is dat hij mijn google-agenda heeft opgegeten.
Al mijn afspraken zijn weg. Het ziet er lekker rustig uit, maar geeft een erg onrustig gevoel. Uiteraard gaat zulk eigenmachtig handelen mij veel te ver.

Ik ga bij de Hema voor komend jaar een doodgewone papieren agenda kopen. 
Dan heb ik het ‘upgraden’ op 1 januari zelf in de hand. 
Heerlijk ouderwets betrouwbaar.




woensdag 19 november 2014

Twilight years


To me you are so beautiful
though the days have passed you by
And the first time that I saw you
I didn’t realise
That we’d still be together
Our story nearly told
You will make me warm my love
And keep me from the cold

‘Our story nearly told’
We kijken elkaar aan, vandaag zou het wel eens zo ver kunnen zijn. 
Deze zonnige zondagmiddag zou wel eens de laatste kunnen zijn van meer dan veertig jaar samen. Ik kijk hem aan en bedenk dat die jaren ons wel zijn aan te zien maar: 
‘To me you are so beautiful
though the days have passed you by’

Een hartinfarct. We zeggen het niet hardop maar weten het allebei bijna zeker.
Snel handelen, ambulance bellen, dicht bij elkaar blijven.
Op de hartbewaking ligt hij al snel in bed, als een bionische man bestickerd en verbonden aan monitoren en infusen.
Bliepjes, fluittonen en plotselinge stiltes geven de ernst van de situatie aan.
We stellen veel vragen maar er zijn nog weinig antwoorden.
‘Gaat u maar vast thuis wat spullen halen, hij moet in elk geval blijven.’

De kinderen hebben elkaar gebeld en iedereen wil wat doen. 
Ik kan niets bedenken. Ze maken op hun telefoons een gezins-app aan, dat is makkelijk voor de berichtgeving.
Thuis zoek ik bibberend van stress wat ziekenhuisspullen bij elkaar. 
Zijn ‘vakantie-toilettas’ wordt ‘ziekenhuis-toilettas’.

Weer terug in het ziekenhuis blijkt alles geruststellend gewoon door te zijn gegaan. We moeten de uitslagen afwachten, als de dokter komt horen we meer, maar wanneer hij komt weet niemand.
‘U kunt beter naar huis gaan. U moet uw krachten sparen. Er zal nog genoeg op u afkomen komende tijd,’ is de onheilspellende goede raad die mij gegeven wordt.
Ik zie dat het ondanks de voortdurende verhoging van de medicijnen niet beter gaat.
Eigenlijk wil ik blijven, maar zie in hun aandringen een soort garantie dat hij niet snel zal overlijden.

We nemen afscheid maar beseffen dat het misschien toch wel voorgoed kan zijn. Een mens heeft tenslotte maar één hart. 
Met tranen in de ogen houden we elkaar vast, bidden en omarmen elkaar nog een keer.
‘We hebben het goed gehad samen!’
‘Misschien krijgen we nog wat jaren, maar zo niet  we weten dat we elkaar zullen weerzien. Hier of ergens anders.’

‘You will make me warm my love
And keep me from the cold’
Stress en kou maken dat ik nog steeds bibber, thuis eet ik moeizaam wat tomatensoep.
Dan gaat de telefoon: ‘Uw man is onderweg naar Zwolle voor een hartcatheterisatie.’
‘Waarom moest ik dan naar huis?’
‘U had toch niet mee gemogen. Voor informatie kunt u Zwolle bellen.’

Wat later bel ik daarheen: ‘Ik wil even informeren hoe het met mijn man gaat.’
‘Dat kan hij u prima zelf vertellen want we zijn net met hem klaar.’
‘Hallo schat, alles is hier goed hoor. Ik heb de hele catheterisatie op de monitor gevolgd. Het vat is weer open en er is een stent geplaatst. Er zijn nog twee kleinere vernauwingen, die moeten later behandeld. Maar ik voel me nu al beter dan ervoor.’
Mijn onverwoestbare optimist.

Met het gevoel dat ik in een achtbaan heb gezeten ga ik naar bed.
Om half 12 ’s nachts rinkelt weer de telefoon: ‘We wilden u laten weten dat uw man weer op weg is naar Deventer. We hadden zijn bed hier nodig.’
Met een ruk schiet het wagentje van de achtbaan weer los draait een snelle loop en komt met een rotklap tot stilstand. 
Ik draai me om, dank God en val als een blok in slaap.

Langzaam groeit ook het besef dat niets meer zal zijn als voorheen.
Mijn sterke man zal de rest van zijn leven hartpatiënt zijn, dat hebben ze hem in het ziekenhuis heel duidelijk gemaakt.
Eén ding blijft gelukkig wel:

And now we’re in our twilight years
the winter of our days
I will help you dry your tears
and brush them all away
and the falling leaves of Autumn
Seem like memories of Spring
We will blow them all away
like feathers in the wind


(ongeveer: Maar nu we in de winter van ons leven zijn / zal ik je tranen drogen / de neerdwarrelende bladeren van de herfst / lijken herinneringen aan de lente / We blazen ze allemaal weg als veertjes in de wind).




woensdag 12 november 2014

Eeuwige roem


Rond het grote plein voor de bibliotheek kleuren de bomen rood, geel en vele tinten bruin. De bladeren knisperen onder je voeten en kinderen verzamelen kastanjes in bonte plastic tassen. 
Op de bovenverdieping van de bibliotheek is het warm en miljoenen stofdeeltjes dansen in het zonlicht, dat door de hoge ramen binnenvalt.
Daar, omringd door vele tienduizenden boeken, zitten wij met z’n zessen aan tafel voor een schrijfcursus. De cursus heet ‘luisteren naar je pen’ en ik heb een nieuwe Bic-balpoint meegebracht om naar te luisteren. 

De eerste opdracht is een naamdicht maken. Ter kennismaking moet je bij elke letter van je naam iets opschrijven. Het thema is ‘waarom wil ik schrijven?’ 
Mijn fantasie springt alle kanten op, maar ik heb dan ook een lange naam. 

M = mooie zinnen schrijven
a = alles onthouden
r = rustig zitten typen
i = inspiratie
a = andere invalshoeken zoeken
n = nonsens schrijven
n = nieuwe dingen proberen te maken
e = expressie 

De anderen zwoegen. Heb ik het te snel ingevuld? Van nadenkend ‘luisteren naar mijn pen’ is weinig sprake bij mij. Riet is ook al klaar, maar ja, die heeft maar vier letters. 
Antoinette zwoegt haar tien letters bij elkaar. Haar pen zegt kennelijk nog niet zoveel of ze luistert te consciëntieus. Even nakijken wat ik heb opgeschreven, ach laat maar zo. 
Wegdromend staar ik naar de dansende stofjes en de kleurige bomen op het plein. 
Zo ging dat vroeger op school ook al.

Vervolgens gaan we een ‘elfje’ maken. Eerst één, dan twee, dan drie, dan vier en dan weer één woord per regel tot je elf woorden hebt. Het moet vanmorgen liefst over lezen gaan.

lievelingsboek
lekker lezen
languit loom lanterfanten
lange leesavonden liefst lijvig
lievelingsboek

Het maken van zulke vast omschreven opdrachten draagt ook bij aan het schoolse gevoel. Eén man schrijft steeds maar door. Ik spiek, ook dat heb ik nog niet afgeleerd en zie dat hij er al drie heeft. Dan maak ik er ook nog maar één.

Na deze ronde vraagt de docente welke kinderboeken wij ons nog herinneren van vroeger en of we nog weten wat ons lievelingsboek was. 
Over dat laatste hoef ik geen moment over na te denken:
‘Kinderen van de grote fjeld' van Laura Fitinghoff. 

Spannend, zielig en nog waar gebeurd ook. 
Zeven weeskinderen en een geit trekken uit het ijzig koude noorden van Zweden weg om hulp te zoeken. Ze beleven allerlei spannende avonturen, maar uiteindelijk vinden zij alle zeven goede pleegouders. Dat is wat ik er zo uit mijn hoofd nog van weet.

Bij het rondje vertellen komen allerlei lievelingsboeken langs. 
Weemoedige herinneringen aan Wipneus, Snuf de hond, Lassie en Pitty’s kostschooljaren.
De sfeer wordt wat nostalgisch en chocolademelkachtig gezellig. 
‘Ik weet nog dat ik griep had en mijn moeder mij voorlas uit Pinkeltje.’
‘Toen ik mijn A-diploma haalde kreeg ik een Lassie-boek.’

Konden wìj maar zo goed schrijven dat jaren later iemand zich nog herinnert hoe mooi het was. 
Wie weet helpt het als we hier vaker komen. 
Misschien is vanmorgen, door middel van naamdichten en elfjes, wel de eerste steen gelegd voor zulke eeuwige roem.








woensdag 5 november 2014

Een zonnige regendag


Slaapverwekkend saai zwiepen de ruitenwissers heen en weer. Grauwe regensluiers hangen zwaar over het vlakke land. De reis duurt lang, maar eindelijk doemt het ziekenhuis op. 
Eenmaal binnen worden ze helemaal wakker want daar zijn de lichten aan en daar is een heleboel te beleven. 
‘Mag ik op het knopje in de lift drukken?’
‘Dan mag ik op het stoeltje zitten!’
Boven borrelen nieuwe vragen op:
‘Waar is die computer voor?’
‘Waarvoor is dat ijzeren ding?’

‘Daar is Opa!’ 
Dat Opa op de gang loopt maakt hem opeens veel minder ziek. Blij stormen ze op hem af. 
‘Voorzichtig!’ 
Opa verstart in zijn beweging om hen op te tillen. Als wassen beelden blijven ze met z’n drieën even onbeweeglijk staan in een onhandige knuffelhouding.
Ineens voelt alles vreemd, de begroeting, het dagverblijf, de onbekenden om hen heen en een Opa waar je voorzichtig mee moet doen.
‘Kom, zullen we warme chocola halen? De automaat staat verderop.’ stel ik voor.

Als we door de gang lopen roept iemand vanaf een zaal: 
‘Wat een mooie schoenen met lichtjes heb jij!’ 
Als een kleine diva maakt ze een paar elegante sprongetjes zodat de lichtende stippen en sterren van haar gympen goed te zien zijn. 
We komen in een donker dagverblijf waar de televisie keihard aanstaat. 
Uit de automaat tap ik gloeiend hete chocomel voor hen.

‘Ik wil terug naar Opa.’
‘Ja, dat wil ik ook. Wie neemt mijn stok en wie zorgt goed voor mijn portemonnee? Ik zal de bekers hete chocola dragen.’
‘Ik neem de stok en zal als een oud opaatje lopen.’ Hij trekt een gerimpeld gezicht en strompelt zwaar leunend op mijn stok door de gang. 
Dansend op haar flitsende schoentjes dwarrelt zijn zusje er omheen en zingt: ‘Ik heb heel veel geld want ik pas op Oma’s portemonnee!’

De zuster bij de zusterpost lacht: ‘Wat heb jij mooie schoenen!’
‘Dat zegt nou iedereen!’
De vrolijke stoet trekt langzaam door de lange gang terug naar ‘ons eigen’ dagverblijf.
Als we daar aankomen is de chocola nog steeds gloeiend heet, maar ze ontdekken wat speelgoed om de tijd te doden.
De doos met bouwblokken wordt omgekiept al gauw spelen ze alsof ze thuis zijn.
De man bij het raam zegt: ‘Gezellig zo, met die spelende kinderen!’

Een vrouw komt van een zaal verderop en vraagt: ‘Wil je hier even je mooie schoenen laten zien?’
Enthousiast springend verdwijnt ze de zaal in. 
‘Als ik spring of hol doen ze het beter.’ 
Zo gaat het steeds. De mensen lachen en maken grapjes en zij danst en springt gewillig.
Ik vraag me af wanneer ze er genoeg van zal krijgen, maar voorlopig brengt dit stralende meisje op haar stralende schoentjes, zon in het ziekenhuis.

Als het tijd is om naar huis te gaan staat bij de lift een man met een zwarte pyamabroek en een zwarte kamerjas aan.
Ze kijkt hem aan en roept:
‘Je lijkt wel een Ninja!
‘Dat ben ik ook!’ zegt de man gevat en maakt een gebaar alsof hij een zwaard hanteert. 
In koor en met brede gebaren antwoorden ze tegelijk: ‘En garde!’
Met een brede lach verdwijnt hij in de lift.

Buiten blaast de gure wind de regen in ons gezicht en de loodgrijze hemel gaat al over in de nacht.

Maar binnen was het een zonnige namiddag.