woensdag 27 maart 2013

Nadya


Het plein voor de supermarkt ligt er vanmorgen kaal en winderig bij. 
Iedereen haast zich snel de warme winkel in.
Naast de deur staat Nadya, een vriendelijke Roma-vrouw. Nadya is ‘onze’ straatkrantverkoopster. Ze groet iedereen die komt met een glimlach en hoopt op wat menselijk contact.

Als ik aankom en mijn fiets neerzet, lacht ze me toe.
‘Goedemorgen, mevrouw.’
‘Goedemorgen, Nadya.’
Soms maken we moeizaam een praatje. Ze wil graag Nederlands leren en gewoon werken. Schoonmaken, in de kassen aan de slag of wat dan ook. Maar dat mag niet van de Nederlandse overheid. Onlangs moesten al haar papieren worden vernieuwd, dat duurde weken. Weken waarin ze hier niet met de straatkrant mocht staan. Nu is ze weer terug. Vriendelijk als altijd, maar haar situatie is nog steeds uitzichtloos.

Vanmorgen op mijn boodschappenrondje door de stad ben ik me opeens bewust van veel dingen waar ik meestal makkelijk langs fiets. 

Eerst kom ik een jongen tegen die de coffeeshop uit komt rollen en ongearticuleerd zegt: ‘Eurootje, mevrouw. Eurootje alstublieft, ik moet douchen.’
Zo te zien is die douche geen overbodige luxe, dus die euro is geen weggegooid geld, maar ja, gaat hij dan douchen of gaat hij terug de coffeeshop in? 
Iets verderop zit omringd door bierblikjes een armzalig figuur tegen de gevel geleund. Vóór hem op de stoep staat vragend zijn hoedje.
Op het plein zie ik een wat oudere man samen met zijn zoon muziek maken. De met rood fluweel beklede vioolkist staat open voor hen. 
Nadya, Roemeense straatmuzikanten, een aangeschoten bedelaar en een junk.
Ons straatbeeld anno 2013.

Nadya is mij erg sympathiek, maar moet ik elke keer weer een straatkrant kopen? Ik weet intussen echt wel wat er in zo’n straatkrant staat en hem kopen en ongelezen weggooien gaat weer tegen andere principes in. 
Ik koop wel eens krentenbollen, eierkoeken of een kaasbroodje voor haar. Maar dat voelt erg bevoogdend. Alsof ik bepaal wat zij met het geld dat ik haar wil geven moet doen.
Soms, als het koud is geef ik haar geld en zeg erbij: ‘Ga straks een kop warme soep halen, het is zo koud vandaag.’
Meestal glimlacht ze dan alleen. 

Vandaag ben ik in een nadenkende bui en ga ik bij haar staan om een gesprekje aan te knopen. Ik heb een paar krentenbollen gekocht en vraag in zo eenvoudig mogelijk Nederlands, dat ik ondersteun met gebaren:
‘Wat wil je: krentenbollen, geld, of wil je dat ik een straatkrant koop?’
Het duurt even voor ze het begrijpt.
Dan wijst ze naar de krentenbollen en schudt haar hoofd: ‘Vanmorgen heb ik gegeten. Ik betaal voor eten en slaapplaats. Trein naar Zwolle is € 11.50. Daar moet ik straatkranten kopen. Verkopen is pas geld voor mij. Waarom ik hier sta? Voor geld natuurlijk. Ik wil werken. In kipfabriek, huis schoonmaken, het geeft niet. Maar jij kunt mij niet helpen. Het mag niet.’
In wederzijds begrip staan we even zwijgend bij elkaar.
Dan geef ik haar geld.
‘Voor de trein’, zeg ik.
‘Dit is te veel geld’, zegt ze beduusd.
Ik haal mijn schouders op: ‘Dit is om één keer kranten te halen.’
Ze legt haar hand op mijn arm: ‘Dank u wel! Moge God u zegenen!’
Wat ongemakkelijk ga ik mijn boodschappen in de fietstassen doen. 

De hele dag door alle junks, muzikanten en straatkrantverkopers eurootjes geven, dat kan niet, maar ik hoop dat ik deze vriendelijke Roma-vrouw vandaag een beetje blij heb gemaakt.

En zij heeft mij gezegend.

zaterdag 23 maart 2013

Op naar de schouwburg




                                    Klik hier en download het vertelde verhaal.

Een ijzig koude wind giert over de donkere singel.
Hoewel het eind maart is en hier en daar wat blauw waas van krokussen tussen het grauwgroene gras gloort, voelt het volgens het KNMI als -7 en ik ben graag bereid dat te geloven. Diep weggedoken in onze jassen zwoegen we tegen de straffe wind in.
Daar licht de schouwburg gelukkig al op.
Vanavond is ‘De avond van het korte verhaal’ in het kader van de boekenweek. Het thema van de boekenweek is ‘Gouden tijden, zwarte bladzijden’.
Remco Campert, Herman Koch en A.L. Snijders zijn ‘de groten’, die zijn uitgenodigd vanavond. Daarnaast heeft men op allerlei lokaties binnen de schouwburg, ook een aantal kleine pennekrabbelaars uitgenodigd hun verhalen voor te lezen.
Vooraf was de mogelijkheid je verhaal in te sturen en daaruit werden een aantal verhalen gekozen. Ik heb mijn verhaal ‘Donkere ogen’ ingestuurd vanwege het historische thema. Tot mijn verrassing werd ik uitgenodigd om mijn verhaal te komen voorlezen.
                 
Vandaar dus dat wij vanavond ons gezellige warme huisje verlaten hebben en geheel literair verantwoord ‘Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?’ zuchten.
Ik ben ingedeeld in een knusse huiskamer in de kelder, waarvan ik denk: hier vindt niemand ons. Maar niets blijkt minder waar.
Hordes mensen komen binnen, luisteren en gaan weer verder naar een volgend verhaal. Met z’n drieën lezen we om de beurt ons verhaal en pauzeren dan even.
Dan zit ons huiskamertje alweer vol. Soms met 15, soms met wel bijna 30 mensen. We laten de deur open staan, omdat het binnen erg warm wordt. De open deur trekt ook weer luisteraars aan, die op de gang blijven staan om het verhaal te horen.
De mensen zijn enthousiast en wij worden zelf ook steeds enthousiaster.
Om tien uur hebben we drie keer ons verhaal verteld. Dan sluiten we onze huiskamer.
De avond is duidelijk een doorslaand succes.

Eva heeft mijn verhaal opgenomen met haar iPhone en ik hoop dat de link bovenaan dit stukje werkt.
Wim heeft de foto gemaakt.
Dit wordt dus een expirimenteel blogje met dat geluidslinkje.
We gaan het gewoon proberen.

dinsdag 19 maart 2013

Foto's kijken


Twee grijze hoofden buigen zich over een foto.

Ze glimlachen eensgezind. Ach ja, die weg!

Even zijn ze terug in hun tropische jeugd. Ze hebben zojuist een grote hoeveelheid losse foto’s verdeeld. Gesorteerd vanuit een grote plastik teil.
‘Weet jij nog waar dit was?’
‘Hoe oud waren we daar?’
‘Dit kan niet in Seria zijn, maar waar was het dan wel?’
Zo roepen de foto’s allerlei vragen op, maar er is niemand meer aan wie ze het kunnen vragen.

Op de foto die ze nu bekijken lopen drie kleine meisjes op een kale  zandweg.
De kleinste, met een hel blond kopje, zit in een wandelwagentje en de twee anderen lopen. Eén duwt het karretje en de ander loopt ernaast.
Ze hebben hun badpakjes aan, het oudste meisje een rood en het andere een blauw en het badpakje van het kleintje lijkt oranje te zijn.
Ze zijn duidelijk op weg naar een nog niet zichtbaar strand, of komen ze er misschien al vandaan? Ze weten het niet meer.

‘Weet je nog hoe lang en heet die weg naar het  strand was? En hoe zwaar die wandelwagen was om te duwen?’
‘Welnee, het was maar een piepklein stukje! En duwen deed Mamma altijd. Alleen voor de foto stond ik erachter.’
Tja, zij is de oudste, dus zij zal zich alles wel het best herinneren.

Andere foto’s van tropische jaren gaan door hun handen. De prachtige tuin met de bloeiende bougainville. En een bijna Renoir-achtige theescène, compleet met theemuts, dienblad en fraaie kopjes in een lommerrijke tuin.
Op de achtergrond zie je de hoge schommel staan.
Daar is de foto van hun Chinese keukenhulp Afong. Later, bij een bezoek aan Hong Kong kregen ze Chinese poppen en één werd naar haar vernoemd.
Die Afong zit nog steeds boven in de kast, maar haar broek is kwijt en haar neus is beschadigd. Wat wil je na 60 jaar.
De één weet nog dat Afong de slang ving, die uit de bamboe-rolgordijnen tevoorschijn kwam en de tuin invluchtte.
De ander kijkt stomverbaasd: ‘Er zat toch een schorpioen in de badkamer die ze doodde?’
Ja, dat ook. Ze moesten vanwege de schorpioenen 's avonds ook altijd hun bed eerst terugslaan en controleren voor ze erin stapten. Dat weten ze allebei nog wel heel zeker.

Er zijn koddige foto’s van Sinterklaas en Koninginnedag onder de tropenzon.
‘Ik weet nog dat we in de ‘J’ van ‘Juliana’ moesten gaan staan met oranje mutsen op en een lange rood-wit-blauwe vlag in de hand.’
‘Nee toch? Wat een nutteloze gekkigheid. Wie kon nou zien dat het een ‘J’ was?’

Als je de foto’s van Sint en Piet ziet, krijg je alsnog medelijden met hen.
Kinderen en ouders zijn in mouwloze tropenkleding en Sint zit daar in een lange tabberd met aangeplakte baard en mijter op zijn hoofd. Piet, roetzwart geschminkt, staat in de schaduw voorzichtig zijn gezicht droog te deppen.
Ze moeten handen en cadeautjes geven aan ‘kniksjes’ makende meisjes en buigende jongetjes.
Een ‘kniks’ is even licht door je knieën gaan en je rok opzij houden, terwijl je je hoofd buigt en soms ook nog een hand geeft.
Het maken van zo’n ‘kniks’ werd op school aangeleerd.
De foto’s roepen herinneringen op aan een Engelse school, een tropisch leven, kattenkwaad en spelletjes die allang vergeten zijn.

Maar wat zijn ze het over veel oneens.
Veel herinneringen blijken net als de foto’s te zijn verkleurd.
Soms kijken ze elkaar aan en vragen zich af of ze het over dezelfde jeugd hebben.
Dan buigen ze zich weer over de foto’s en glimlachen eensgezind.



woensdag 13 maart 2013

Buurtkatten

De luide schreeuw van een ekster maakt dat ik opkijk van mijn boek.
Boven in ons fragiele appelboompje zie ik een dikke rode kat zitten.

Wij doen ons best vogels naar onze tuin te lokken met vogelvriendelijke begroeiing, zaadsilo’s en vetbollen. Maar in de huizen direct om ons heen wonen heel veel katten: rode, zwart-witte, grijs-witte en lapjeskatten, van alles wat.

Het getopte appelboompje heeft een duidelijke kruin en helemaal ontspannen en op zijn gemak zit de kat daar bovenin. Alsof hij denkt dat we ons boompje speciaal voor hem zo gesnoeid hebben. Het is bizar om te zien en onwillekeurig schiet ik in de lach.
Maar meteen is mijn volgende reactie: ‘Dit wil ik dus echt niet!’

Kalm sta ik op en haal uit de keuken een litermaat vol water. 
Rustig open ik de achterdeur. Ik verwacht dat hij weg zal schieten, maar niets is minder waar. Arrogant kijkt hij op me neer en maakt helemaal geen aanstalten te vertrekken.
Nou goed, je hebt erom gevraagd. De inhoud van de volle maatbeker gaat in zijn richting. Hoewel niet alles hem raakt is hij toch behoorlijk nat.
Met een woedende grauw laat hij zich langs de stam omlaag glijden en springt met veel geraas tegen de gammele schutting op. Daar blijft hij weer heel brutaal zitten en kijkt me aan.
‘Ksssst, ksssst’ zeg ik. Het helpt niets. Dus maak ik met de litermaat, waar nog een paar druppels inzitten, nog een gooi-beweging.
Hij springt van het hek af de buurtuin in.

Welnu, vanaf vandaag zijn we dus in oorlog met onze nieuwe buurtkatten. 
Als buren het vogelgezang bij ons roemen en het gedrag van hun katten excuseren met opmerkingen als: ‘Ach ja, dat is de aard van het beestje.’, dan zeggen wij steevast: ‘Als ze maar niet in onze tuin komen maakt het ons niets uit. Komen ze wel, dan gooien we gewoon met water.’
In de praktijk is dat niet leuk.
Alle buurtkatten hebben al eens een nat pak van ons gehad. Toch leren ze er snel van. Helaas moeten we bij nieuwe katten van voor af aan beginnen.

De grote rooie zat dus heel koddig boven in onze boom, maar onze boom is geen klimboom voor buurtkatten.
De volgende dag bleef zijn huisgenoot, de lapjeskat, onverstoorbaar midden in ons perk zitten alsof hij er thuis hoorde. Toen ik hem met water gooide vluchtte hij nat en wel ons schuurtje in, waar hij als een razende tegen mij tekeer ging, toen ik keek waar hij gebleven was. Er was een tweede puts water nodig om hem te laten vertrekken.
De zwarte met witte sokjes, woont hier al jaren en weet dat hij niet bij ons moet zijn. Hij loert alleen vanaf ‘zijn’ schuurdakje naar de vogels die in onze tuin scharrelen. Hij heeft zijn lesje allang geleerd.
Het jonge poesje dat onlangs hier kwam wonen, glipte vrolijk door onze voordeur naar binnen, toen we afscheid namen van ons bezoek. Hij ziet er schattig uit, maar heeft al gemerkt dat op zulk gedrag een koude douche staat.
De rooie kwam vanmorgen weer over de schutting hangen en keek door de serredeur naar binnen. Ik schrok me wezenloos van die rooie gluurder en kwam weer in actie.
Hij moet niet denken dat we terrein prijsgeven.

De vogels, geschrokken van al dit oorlogsgeweld in onze tuin, blijven weg. 
Grauwende katten en water-bombardementen, ze vinden het net als wij maar niks.

De strijd met de nieuwelingen is nog niet beslecht. 
De vrede is nog niet getekend.
Wie zal de langste adem hebben? 
De emmer met water staat bij de achterdeur en de litermaat hangt eraan.

donderdag 7 maart 2013

Een mooie Rus



‘Weet je’, zegt de kersverse verloofde tegen zijn lief, ‘Ik heb toch zo’n zin om allerlei leuke dingen samen met je te ondernemen!’
‘Zoals?’, vraagt ze verrast.
‘Bijvoorbeeld samen reizen, naar een goede film of naar de schouwburg gaan! Naar een mooi Russisch toneelstuk bijvoorbeeld!’
Lichtelijk verbluft kijkt zijn versgebakken geliefde hem aan. Van ‘Oorlog en vrede’ van Tolstoj heeft ze nooit meer dan tien bladzijden gelezen en aan ‘Anna Karenina’ is ze nooit begonnen.
Van Dostojevski heeft ze ooit ‘De speler’ bij ‘de Slegte’ gekocht, maar Toergenjev kent ze alleen van horen zeggen en daarmee houdt haar kennis van de oude Russen totaal op. Als hij echter zo enthousiast is, dan kunnen ze natuurlijk best gaan en wordt het vast wel leuk.

Helaas, sommige dingen willen niet lukken.
Waarom weet niemand. Bestaat het dat iets veertig jaar lang niet lukt?
Misschien zijn ze gewoon te kieskeurig, te druk of wonen ze te ver van een goede schouwburg af. Waarom is het anders nooit gelukt de afgelopen veertig jaar?

Ze doen een nieuwe poging. Deze poging begint drie jaar geleden. De verloofde van destijds is inmiddels al veertig jaar haar echtgenoot en hij wil graag naar ‘De drie zusters’ van Tsjechov.
Nu ze eenmaal gepensioneerd zijn moet alles toch beter gepland kunnen worden?
Maar nee, ook deze poging strandt jammerlijk.
In de week voor hun theateravond liggen ze beiden met griep in bed. Ze annuleren hun kaarten want koortsig en hoestend naar de schouwburg gaan is niet echt gezellig. 

Russofiel als hij is wil hij het jaar daarop, als er weer een Rus op het schouwburgprogramma staat, een hernieuwde poging wagen. Ze worden het eens over ‘De Kersentuin’.
Dit keer komt er een 25-jarige jubileumviering tussen. Dat valt niet te verzetten, niets aan te doen.
Gelukkig kunnen de gekochte kaartjes ook dit keer worden omgewisseld voor een theaterbon.

Die hangt op het prikbord totdat zij ergens in december het prikbord opruimt en alle briefjes die niet meer nodig zijn wegdoet. 
Een paar nachten later, nog half in slaap, weet ze opeens glashelder dat ze ook de theaterbon heeft weggedaan. Ze doet geen oog meer dicht en denkt diep na. Heeft ze het bord voor of na de komst van de vuilnisman opgeruimd?
Met handschoenen aan ruimen ze de volgende morgen de container leeg. Geen theaterbon. Zou de schouwburgcomputer hen nu nog een uitweg naar de Russen bieden? Gelukkig lachen ze bij de schouwburg om hun zorgen: alles staat in hun computer.

In september komt het volgende programmaboekje uit. Doorbladerend komen ze bij een voorstelling in maart. ‘Oom Wanja’ van Tsjechov komt dan in de schouwburg met Pierre Bokma in de hoofdrol.
‘Even onthouden.’, zegt zij.
‘Nee, we gaan gelijk reserveren.’, zegt hij.
Tot verbazing van de caissière reserveren ze begin oktober voor maart het volgend jaar. 
‘Denkt u dat het zo druk zal worden dat u nu al reserveert?’ 
Mevrouw lacht in haar vuistje, nee, dat denkt ze echt niet. 
Maar meneer knikt vol overtuiging: ‘Ja, ik denk het wel en we willen goede plaatsen hebben.’
Die zijn er voorlopig nog te kust en te keur want buiten de abonnementhouders zijn zij de eersten. 

Het wordt met rood in de agenda geschreven. Dan krijgen ze, half februari, een uitnodiging van de schouwburg voor een lezing over het toneelstuk, voorafgaand aan de voorstelling. Dit wordt een avondje van hoog cultureel niveau! 

Maar dan gebeurt wat bij hen steeds gebeurt: er komt een kink in de kabel.
Om vijf uur die middag gaat de telefoon. Iemand van de schouwburg belt met de droeve mededeling dat Pierre Bokma ziek is. 
De voorstelling kan niet doorgaan. En vanzelfsprekend de daaraan voorafgaande lezing ook niet.
Het zal vandaag dus weer niet lukken.

De reprise is over anderhalve maand. Zullen ze dan eindelijk eens zo’n mooie oude Rus te zien krijgen?
Ze kunnen het bijna niet geloven.

zaterdag 2 maart 2013

Klein kleinkindje



Ik heb een piepklein kindje in mijn armen. 
Woordeloos maken wij kennis. 
Ze ligt in de holte van mijn arm, deze minuutjes zijn voor ons. 
Haar oogjes gaan op een kiertje open, we kijken elkaar even aan, dan valt ze in slaap. Totaal ontspannen rolt haar kopje naar me toe.
Lekker warm ligt ze tegen me aan, ingepakt in roze wol en witte omslagluiers. 
Heel erg pasgeboren, nog geen vierentwintig uur oud.

Ik kijk naar haar en denk: ‘Ach meisje, slaap maar, als het goed is hebben we nog vele jaren samen voor de boeg. Voorlopig is het belangrijkst dat je na negen lange maanden, goed ter wereld bent gekomen. Dat je ademt en beweegt, dat je drinkt en slaapt en huilt. Dat alles erop en eraan zit.’ 
We zijn zo dankbaar.

Voor haar zusjes is alles opeens anders. 
Ze rumoeren rond het grote bed dat nog op klossen staat. Ze willen haar vasthouden, haar voelen en haar vingertjes tellen, haar inlijven in hun leventjes.
Negen maanden was dit zusje verstopt in mamma’s buik. 
Ze hebben gevoeld hoe ze schopte, haar gezien op de echo, maar nu is alles anders. Als een echt babyzusje is ze uit mamma’s buik gekomen. 
Ze ligt in mamma’s armen en dat valt niet altijd mee. 
Ze drinkt uit mamma’s borst en doet daar heel lang over. 
Ze ligt in het mooie wiegje dat al weken klaarstond en waar zij ook in gelegen hebben. Waar mamma ook nog in gelegen heeft. 
Kortom, sinds vannacht is alles helemaal anders geworden.
Soms mogen ze haar even vasthouden. Even tegen haar praten en voelen hoe lief ze is. Dan voelen ze zich groot en beschermend en heel erg verwonderd: dit is nu hun zusje.

Het huis is ook ineens vol andere mensen. De kraamverpleegster is gekomen om te helpen. De verloskundige komt langs. 
Opa’s, oma’s, tantes en ooms, iedereen wil graag hun kleine zusje zien en even vasthouden.
Maar zij, zij zijn de zusjes, voor hen is dit kindje heel bijzonder. 

Iedereen wil kennis maken met dit kleine kindje dat zo roze, rozig ligt te dutten en alleen maar groeien moet.

Wij samen hebben woordeloos kennisgemaakt en ik hoop op veel gloedvolle gesprekken in de toekomst.
Net als met haar zussen.
Slaap lekker klein roze, rozig wondertje, kindje van mijn kind. 

vrijdag 1 maart 2013

Hallo trouwe volgers van mijn blog



Vandaag geen verhaaltje maar een kort berichtje over dit blog.
Sinds twee maanden kunnen jullie mijn verhalen hier lezen.

Technisch gezien zijn denk ik de ‘kinderziektes’ er wel uit. 
Mocht je problemen of suggesties hebben laat het dan gerust weten.
De laatste vooruitgang is het venstertje rechts bovenaan het blog.
Wanneer je daar je e-mailadres invult krijg je in het vervolg een berichtje wanneer ik een nieuw verhaaltje plaats. (Onderaan dit stukje een stap voor stap handleiding.)
Je kunt natuurlijk ook gewoon elke week even kijken of er al iets nieuws op staat.

Ik vind het leuk om mijn verhalen op deze manier aan anderen te laten lezen en ben steeds weer verrast over het aantal mensen dat mijn blog bezoekt.

Jullie kunnen natuurlijk ook reageren. 
Op het blog reageer je door op ‘geen opmerkingen’ (of als er al gereageerd is op ‘plaats opmerking’) te klikken Dan verschijnt een veld waarin je kunt reageren. 
Reageren op mijn e-mailadres is natuurlijk ook prima.

Soms vraagt iemand: ‘Mag ik je blogadres doorgeven aan vrienden?’
Natuurlijk mag dat, het is openbaar en bedoeld om zo veel mogelijk mensen een glimlach te bezorgen en soms iets te vertellen van wat ik denk, vind of meemaak. 
Morgen komt het volgende verhaal erop.

Een hartelijke groet van

Marianne


Hier nog het 'abonneren' stap voor stap:

Voor wie dat Engels allemaal ingewikkeld vindt, het gaat als volgt:
- Vul je e-mailadres in.
- Klik op ‘submit’.
Er verschijnt na enige seconden een veld ‘E-mail Subscription Request’ met daarin wat verfrommelde letters.
- Typ die verfrommelde letters over in het lege venstertje daaronder.
- Klik op ‘Complete Subscription Request’
Vervolgens ontvang je in je e-mailbox een bevestiging. 
- Dan moet je op de blauw getypte regel klikken om het te activeren.