woensdag 31 juli 2013

De smaak van honing



Mijn zusje en ik staan hand in hand voor een kleurrijke waranda. 
We kijken onze ogen uit. Zoveel planten en bloemen heb je niet waar wij wonen! 
Het is hier ook koud. 
Thuis, in Maracaibo dragen we dunne jurkjes, maar hier heeft mama dikke, warme broeken en kriebelende vesten uit de koffer tevoorschijn gehaald.

Op de waranda staan potten met mooie, rode bloemen. 
Wij gluren tussen die potten door, want daarachter horen we iemand met een raar schor stemmetje schreeuwen. Opeens zien we een felgekleurde vogel op een stok zitten. 
Hij schreeuwt in het Spaans allerlei woorden die we niet begrijpen. 
We willen graag een beetje dichterbij komen, maar durven niet. Zou de vogel vast zitten? Zou hij bijten? Zou je hem kunnen aaien?
Voorzichtig doen we een stapje naar voren. Dat ontlokt de vogel een schelle kreet. 

Mijn zusje trekt me verschrikt achteruit. ‘Nee, niet dichterbij! Voorzichtig!’
Maar ik wurm me los en doe toch een stapje naar voren. Weer roept de vogel luid en schel.
‘Wat zegt hij toch?’ vraag ik. 
In een poging hem te begrijpen houd ik mijn hoofd net zo scheef als het papegaaienkopje en kijk hem heel aandachtig aan.

Dan komt een gezette vrouw naar buiten. Ze lacht naar ons en zegt iets, maar wij begrijpen ook haar niet. 
We kijken hulp zoekend om naar de weg, waar onze vader bezig is de koffers uit de auto te halen.
Hij zegt in het Spaans iets tegen de vrouw. 
Daarna zegt hij tegen ons: ‘Mama is al naar binnen. Voor jullie staat drinken en wat lekkers klaar. Later, als Señora Constanza tijd heeft, mogen jullie de papegaai wel eens vasthouden en aaien, als je dat graag wilt. Maar denk erom: nooit zonder haar, hoor!’

Binnen brandt de open haard en staat een schaal met sandwiches klaar. 
‘Pak er maar één,’ zegt mama, ‘er zit honing op, dat lusten jullie vast wel.’ 
Voorzichtig nemen we een klein hapje. 
We hebben nooit eerder honing geproefd, maar vinden het zo lekker, dat we die hele vakantie alleen maar sandwiches met honing willen eten. 

Een paar dagen later mag ik inderdaad de papegaai vasthouden.  Señora Constanza geeft me een stok waar hij rustig op blijft zitten. 
Hij zit nu heel dicht bij me en voorzichtig aai ik hem over zijn vleugels. Wat voelt dat vreemd. Zacht en stug tegelijk. Hij vindt het fijn en buigt zijn kopje in mijn hand.

Vakantie in de Andes. Dat is kou, grote rode bloemen, gekke dikke broeken, een mooie papegaai, maar vooral de smaak van honing.

Jaren gaan voorbij en ik heb zelf kinderen, die dol op honing zijn. 
Op een keer vind ik in de wereldwinkel een heel bijzonder potje. 

Als ik het thuis opendraai komt de geur van de Andes me uit het pootje tegemoet.
Ik doop mijn vinger erin en proef, doe ik even mijn ogen dicht en zie rode bloemen, gekke broeken en een mooie papegaai. Maar vooral proef ik de smaak van deze speciale honing uit de Andes. Heel even droom ik weg....

Met een klap vliegt de deur open.
‘Mam! Je snoept met je vinger van de honing! Mag ik ook?’




woensdag 24 juli 2013

Nachtvlinder

 
Een grote, donkere nachtvlinder fladdert naar binnen als ik het licht in de huiskamer aandoe.
Het is drie uur ’s nachts en ik wil even rondlopen en wat klungelen, in de hoop dat ik daarna alsnog de slaap kan vatten.
Verbaasd loop ik achter hem aan. 

Als hij zit, zie ik pas hoe mooi hij is.
Ik dacht altijd dat nachtvlinders een soort grauwe motjes waren, maar deze heeft niets van een grauw motje.
Zijn grote vleugels hebben vier lichte ogen en zijn mooi grijsbruin getekend, terwijl de randen helder wit afsteken.

De schuifpui staat maar op een miniem kiertje open om het warme huis wat af te koelen gedurende de nacht. 
Maar de temperatuur buiten is nauwelijks gezakt, dus veel verkoeling brengt het kleine kiertje niet. Wel een nachtvlinder.

Hij fladdert dwars door de kamer naar de keuken en botst daar met een tikkend geluid tegen het raam. 
Waarschijnlijk is hij hier binnen alweer uitgekeken en ziet het licht van de straatlantaren als aantrekkelijke volgend reisdoel. 
Helaas voor hem zit het glas ertussen.
Ik doe en halfslachtige poging hem te vangen, maar ik ben bang dat ik zijn vleugels zal  beschadigen. 

Bovendien zullen er, wanneer ik de deur openzet meer nachtvlinders binnenkomen dan ik in één nacht vangen kan. 
Dus staak ik mijn pogingen en besluit hem morgen, als hij dan nog te vinden is, bij daglicht te vangen.

De volgende dag vind ik hem op het wasgoed dat boven de trap hangt.
Wanneer ik een handdoek pak, fladdert hij verschrikt weg en gaat op het hor in de slaapkamer zitten. Bij daglicht zie ik nog beter hoe mooi hij is. 
Wonderlijk, dat zo’n elegant en fraai getekend diertje de hele weg van rups, pop en vlinder tot de dood aflegt, terwijl in de meeste gevallen geen mens hem ooit heeft gezien.

Ik pak een zeef en een kartonnetje en vang hem.
In de tuin mag hij vrij.

Stil blijft hij nog even op mijn hand zitten, alsof hij niet echt kan geloven dat hij heelhuids weer buiten is. 
Ik voel een zekere verbondenheid en denk: 
‘Hé jochie, ik ben ook een beetje een ‘nachtvlinder’, de nachten zijn zo slecht nog niet, hè? Overal is het stil en rustig, je kunt heerlijk je eigen gang gaan! Alleen is het voor mij zo onpraktisch omdat ik mens ben en hoor te slapen. Jij boft, het hoort bij jou, geniet ervan!’

Sierlijk danst hij weg en verdwijnt.

woensdag 17 juli 2013

'Summertime'



‘Summertime,
And the livin' is easy’

Vandaag is het een heerlijke warme vakantiedag geweest.
Uit alle buurtuinen klonk vanmiddag watergespat en kindergejoel. 
Dat was voor de kinderen ook veruit de beste manier om hun vakantiemiddag door te brengen. 

Wij hebben rustig in de schaduw zitten lezen en zo weer eens de luxe geproefd van het niets meer hoeven.
Languit in mijn ligstoel geniet ik nu van de beginnende avondkoelte.
Rondom is het gespat en gejoel van de kinderen verstomd.
Ook de barbecues zijn inmiddels uitgerookt en nu volgen voor ons nog heel bekende avondrituelen. 

‘Nee, je mag nu niet meer in het badje, ga je tanden poetsen.’
Onverstaanbaar gemompel van binnenuit en dan: ‘Nee je hoeft niet meer te douchen, je hebt toch de hele middag in het badje gespeeld?’
‘Ik wil nog niet naar boven, het is boven zo heet.’
‘Kom ik zal je in de tuin nog een verhaaltje voorlezen en dan ga je echt slapen, morgen komt er weer een dag.’

One of these mornings 
Your’e going to rise up singing
Then you’ll spread your wings
And you’ll take to the sky’

Dan wordt een baby naar bed gebracht. Brullend protest. Waardoor hij het nog heter krijgt natuurlijk.
De moeder sluit, uit piëteit met de buren, het rolluik en het raam.

Een helder stemmetje roep uit een ander huis: ‘Pappa, ik kan niet slapen, ik heb het zo heet.’
‘Ja, het is heet, maar als je rustig ligt val je heus wel in slaap.’ verzucht de geplaagde vader die niet nog een keer naar boven wil.

But till that morning
There’s a’nothing can harm you
With daddy and mamma standing by

‘Mamma, ik heb zo’n dorst mag ik een beetje drinken?’
‘Ja, pak het maar.’
De fase van de smoesjes is begonnen: ‘Mamma, mijn arm doet zo zeer, vanmorgen ben ik gevallen.’
‘Daar heb ik bij het spelen in bad vanmiddag niets van gemerkt.’ 
Beginnend gesnik. Ik stel me voor hoe de moeder zich uit haar tuinstoel ophijst en naar boven gaat.

De baby brult onverdroten door. Je hoort precies wanneer één van de ouders weer een troostpoging onderneemt. Dat geeft even soelaas maar het gaat gelijk weer mis als ze hem neerleggen. Ze capituleren en we horen de baby in de tuin, kraaiend en rammelend met zijn speeltjes. Duidelijk tevreden met zijn overwinning en niet beseffend hoe tijdelijk die is.

Na een kwartiertje moet hij opnieuw naar bed en prompt trekt hij weer alle registers open. Het beviel hem beneden veel beter dan alleen in zijn warme, plakkerige bedje. Stoer houden de ouders het weer een poosje vol, maar hun weerstand is gebroken en ze gaan weer voor de bijl: hij mag er weer uit.

‘Your daddy’s rich
And your mamma’s good lookin’
So hush little baby
Don’t you cry’

Langzaam wordt het stil in de huizen en tuinen om ons heen.



‘Summertime’, is een wiegelied 
uit de opera ‘Porgy and Bess van George Gershwin.







woensdag 10 juli 2013

Shoppen en bidden




Hagelwitte huisjes met blauwe ramen en luiken, hurken dicht tegen elkaar in de steile, kronkelige winkelstraatjes. 
Het lijkt alsof de straatjes van de berg af naar beneden stromen tot ze bij elkaar komen op een groot plein. Daar domineert een monumentale kerk en brengt een zachte bries uit zee verkoeling op de volle terrassen.

Sommige winkelstraatjes worden overhuifd door druivenranken en bougainvilles, maar in andere biedt de smalle schaduw van de huizen nauwelijks beschutting tegen de felle zon. 
Tussen de uitgestalde koopwaar bloeien uitbundig magnolia’s en oleanders en vuurrode geraniums staan te pronken in gebruikte olijvenblikken.

Steeds andere geuren trekken door de warme straten. Niet alleen de bloemengeuren, maar ook kruidige luchtjes van een grill-restaurant en het vers gebakken brood van de bakker leveren hun bijdrage aan het geurfestijn.

Voor wie hier niet woont, onderscheiden de straatjes zich nauwelijks van elkaar en lijken de huisjes zonder enig plan gebouwd. Alsof ze gewoon zijn neergezet waar een plekje vrij was of waar ze tegen elkaar aan konden leunen. 

Richtingloos slenteren we door de winkelstraatjes, omdat we nu hier, dan daar iets leuks zien. Een goed oriëntatiepunt is de grote kerk, die hoog boven alles uittorent. Maar diep in de wirwar van straatjes hebben we daar lang niet altijd zicht op. 
Dus zwerven we maar wat rond, kijkend en genietend van al het moois. 
We zullen wel zien waar we uitkomen.

Behalve de overvloed aan geuren, kleuren en verleidelijke uitstallingen is er nog iets opmerkelijks in de oude vissersplaats Naoussa. 
Soms kom je een winkeltje uit en blijkt de volgende deur toegang te geven tot een kerkje. Daarbinnen branden wat kaarsen en voorin verlicht een olielampje een icoon
Binnen valt de drukte van de winkelstraat gelijk weg en is het stil en schemerig om je heen.

Het is wonderlijk, hier kan ik God ontmoeten, een kaarsje aansteken en bidden voor alles wat ik in Nederland hebt achtergelaten. Even stil zijn bij God.
Want onze kinderen, kleinkinderen en vrienden, hun zorgen en blijdschap blijven ook op vakantie onderdeel van ons leven. 
In het kapelletje gaan mijn gedachten via God terug naar al die geliefden en hun omstandigheden.

In verschillende straatjes vinden we zulke kerkjes. We gaan steeds even naar binnen en zo raakt ons rondje shoppen, kijken en slenteren, doortrokken van momentjes met God.
Een heel bijzondere ervaring. 
Door hun eenvoud en ongekunsteldheid nodigen de kapelletjes uit om binnen te komen.
De stap over het uitgesleten drempeltje voelt heel vanzelfsprekend. Een beetje thuiskomen.

Alles is hier met zorg en liefde ingericht, er hangen aandoenlijke, vaak zelfgeschilderde iconen en de olielampjes zijn glimmend gepoetst. Soms gaan anderen er stil in en uit. 
Bij een van de kapelletjes zit een oude man op een stoeltje naast de deur. 
Vriendelijk groet hij ons en maakt een uitnodigend gebaar: ‘Kom erin!’

De kerkjes zijn blijken van toewijding en dankbaarheid die mij de hele dag steeds weer aan God herinneren.

Shoppen en bidden, bidden en shoppen, het is een bijzondere dag.
Ik word er helemaal blij van.







woensdag 3 juli 2013

Haar mooie keukentje


Ingeklemd tussen de afhaalchinees en de islamitische slager huist een kneuterig tweedehands winkeltje.
Het staat er propvol speelgoed, boeken en kleding. 
De opbrengst van de verkoop is voor ‘Terre des Hommes’. 

Maaike kijkt rond in het winkeltje. 
Ze loopt naar een rek met kettinkjes en armbandjes en kijkt of ze er iets leuks tussen ziet.
Haar moeder geeft een tas met kleding aan de vrijwilligster.

‘Zit er iets voor je bij?’ vraagt ze Maaike, ‘Kijk anders even bij de boeken.’
Snel wipt Maaike een paar armbandjes van de standaard en loopt naar de boekenkast achter in de winkel. 
Haar ogen vliegen over de boekenruggen en ze roept opeens enthousiast: ‘Mam, hier staat een Harry Potter! Die wil ik, want deze is steeds uitgeleend als ik in de bieb ben.’  
Mama wil liever dat ze leest in plaats van dat ze eindeloos facebookt of whatsappt, dus een dikke Harry Potter vindt ze prima.

Maaike legt het boek en de armbandjes op de toonbank en kijkt nog even rond. Voor het speelgoed dat hier staat is ze te oud. Maar sommige dingen zijn wel erg leuk om te zien. 
Kijk toch eens naar dat poppenhuis met al die kleine meubeltjes, zo schattig! 
Het is gewoon jammer dat je te oud wordt voor zulk speelgoed.

Buitengekomen gaat Maaikes fiets moeilijk van het slot. 
Terwijl ze staat te prutsen kijkt ze nog even in de etalage. 
Daar staat een speelgoedkeukentje te pronken. Het heeft een gasfornuisje met een oven en allerlei kleine spulletjes zoals handdoeken en ovenwantjes. 
Het ziet er nog prachtig uit.

Maaike bekijkt het een beetje vertederd. Opeens roept ze verbaasd: 
‘Hé mama, kijk nou eens, zoiets heb ik toch ook! Kijk dan, met net zo’n gasfornuisje en pannetjes, het oventje kan open, daar ligt een kippetje in. 
O ja, al die lepeltjes aan het rekje, daarmee kun je in de pannetjes roeren. Mama, waar is mijn keukentje eigenlijk gebleven? Dit lijkt heel erg op mijn keukentje! Màma..?!’ 
haar stem schiet ineens omhoog van wantrouwen en verontwaardiging: 
‘Is dit soms mijn keukentje??!!!’ 

Haar moeder kijkt haar wat ontdaan aan en zegt: ‘Ja, het is jouw keukentje. Jij bent er echt te groot voor. Daarom heb ik het hier gebracht. Misschien had ik het moeten overleggen. Sorry.’ 
Maaike kijkt eerst boos, dan wat beteuterd. Ze snapt het wel, maar vindt het toch helemaal niet leuk. 
Daar staat haar keukentje, zomaar in de etalage en straks neemt iemand anders het mee!
Ze blijft staan kijken en is duidelijk in tweestrijd. 
Dan zegt ze met een zucht: ‘Als het kind dat het krijgt, er maar wel voorzichtig mee is. Dat ben ik ook altijd geweest.’

Dan pakt ze haar fiets en kijkt nog één keer weemoedig om naar haar schattige, nog helemaal complete keukentje en fietst weg.