woensdag 27 augustus 2014

Toe dan Jasper!


Soezend lig ik onder ons appelboompje. Ik drijf ergens op de grens tussen waken en dromen als langzaam een dringende stem mijn vredige neveligheid verscheurt: ‘Toe dan Jasper, toe dan! Probeer maar!’ 
De stem klinkt eerst aanmoedigend, dan smekend.
Nu ik goed wakker ben klinkt het vlakbij, dus wrijf ik de slaap uit mijn ogen, haal de handen door mijn verwarde haren en luister nog eens goed.
Er is iets mis vlak voor mijn tuinpoort, dus ik ga eens polshoogte nemen. 
Misschien kan ik helpen. 

Op de stoep staat in de volle zon een auto geparkeerd. Achterin zit een kindje, netjes zoals het hoort in het stoeltje en in de gordel. 
De moeder staat ernaast, ze is wanhopig. ‘Mijn sleutels liggen op de voorstoel en ik heb het portier achter me dicht gegooid. Ik probeer hem zover te krijgen dat hij het knopje van de deurvergrendeling omhoogtrekt. Maar hij kan er net niet bij, hij snapt het allemaal niet. Kijk eens wat een rood hoofd hij heeft, hij heeft het zo heet. Wat een toestand!’

‘Bel de ANWB! Ben je lid?’
‘Nee, mijn man weet zich altijd wel uit pech-situaties te redden, maar vandaag zit hij in Amsterdam.’
‘Als je de ANWB belt kun je ter plekke lid worden en dan helpen ze je.’
‘Zou de politie niet helpen?’ 
‘Ik denk het niet maar je kunt het proberen.’

‘Ook dat nog, mijn telefoon ligt natuurlijk in de auto!’
Dat is tenminste iets waarmee ik kan helpen. Ik haal mijn telefoon en breng ook alvast het nummer van de ANWB mee.
Ze probeert toch eerst 112.
‘Nee mevrouw, hierbij kunnen we niet bij helpen. Maar als er een surveillancewagen in de buurt is komen ze wel even kijken.’

Nu toch maar de ANWB. 
Daar belooft men zo snel mogelijk te komen, maar dat kan wel ongeveer drie kwartier duren.
Het is heet op de stoep, laat staan in de afgesloten auto. We zuchten, wachten en zinnen op iets anders. 
Even later stopt er een politiewagen. We veren op, wie weet helpen ze toch. Twee agenten stappen uit, lopen een rondje om de auto, wensen ons sterkte en vertrekken weer, ons verbluft achterlatend.

Dan stapt een wat wonderlijk ogende man, gehuld in een lange, donkere jas van de fiets. Ook hij bekijkt de situatie en heeft de oplossing: ‘Houd maar een euro voor het raampje en zeg dat hij daar snoep voor mag kopen als hij dat knopje omhoog trekt.’

De moeder kijkt verbaasd. ‘Hij is nog geen twee, hij weet niet eens wat een euro is! Laat staan dat hij snapt dat hij er lekkers voor kan krijgen!’
‘O, doe maar gerust, je zult zien dat hij het snapt!’ klinkt het overtuigd.
De man diept een euro op zijn jaszak en laat die voor het raampje heen en weer dansen. 
Jasper kijkt verlegen de andere kant op.
Hoe bizar zijn poging met de euro ook is, het brengt mij op een ander idee. 

Ik loop naar binnen, haal een pakje appelsap en geef het aan Jaspers moeder.
Demonstratief steekt ze voor het raampje het rietje erin en vleit : ‘Jasper, kijk, wil je drinken? Kijk, hier, dit knopje, trek maar zó.’ 
Ze doet het voor en Jasper wurmt, draait en kronkelt, komt los uit zijn gordel en doet dan opeens wat van hem gevraagd wordt: Hij trekt het palletje van de deurvergrendeling omhoog. 
Zijn moeder rukt de deur open, Jasper steekt zijn handjes uit naar het pakje en begint gulzig te drinken.

Op dat moment draait een grote felgele ANWB auto de straat in. 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten