dinsdag 2 september 2014

Wie wat bewaart


Wonderlijke schimmels hebben een waar kunstwerk gemaakt van mijn oude, kromgetrokken broodplank.
Als hij niet zo stonk zou ik hem als abstracte kunst aan de muur kunnen hangen.
Een oude schoenendoos die tussen de muur en de stellingkast ligt, is zo dik wit beschimmeld dat het wel een konijntje lijkt. Ik voel geen behoefte hem te aaien. 

Dat we flink moeten opruimen is helder. 
De oude glas-in-loodlamp, de telescoop en een overbodig geworden bureaustoel, alles moet weg. Ongemerkt is onze kelder dichtgeslibt met overtollige huisraad en dingen die we ‘een keer’ naar de stort moeten brengen.
De kinderen hebben meegenomen wat ze wilden hebben, maar nu moet de rest rigoureus worden aangepakt.

Gerafelde tuinstoelkussens verdwijnen in een zak, twee kapotte koffiezetapparaten en een waterkoker zonder deksel gaan in een doos.
In de hoek blijkt een heel regiment totaal verroeste verfblikjes te liggen. Die zijn aan de achterkant  van de plank geduwd toen er aan de voorkant steeds nieuwe blikjes werden neergezet.
Een loodzwaar blik vol lege batterijen, een verschoten parasol met geknakte baleinen, vele meters verbogen gordijnrails en heel veel latten en latjes. Langzaam wordt de auto meer dan vol.

Omdat onze kelder nooit helemaal droog is, tieren daar zichtbaar en onzichtbaar allerlei schimmels en vochtcultures.
De auto stinkt al snel doordringend naar ‘kelder’ en om de beurt niesend rijden we naar de stort. We gruwen bij het idee dat we hier ongestoord bovenop geleefd hebben. 
Op de stort sorteren we alles braaf in chemisch-, hout-, plastic- en restafval terwijl een ronddrentelende meneer controleert of we het allemaal wel goed doen.
Bij thuiskomst schrobben we onze handen langdurig in een poging de smerige schimmellucht eraf te krijgen.

Dan gaan we dozen vullen voor de kringloopwinkel. Wie weet kunnen we anderen nog blij maken met al die plantenmanden en -mandjes, potten en potjes, vazen en vaasjes die hier nooit meer worden gebruikt. Vooral niet nadenken wat ik er zelf ooit nog mee zou willen doen. De tijd van verpotten en verspenen heb ik gehad.
Weg ermee.

Als we weer thuiskomen na ons kringloopwinkel-ritje lopen we hoopvol de keldertrap af. We verheugen ons op het rondlopen door een bijna lege kelder die alleen nog even aangeveegd hoeft te worden.
Niets blijkt minder waar. Wat zat er toch in al die dozen? Hoe bestaat het dat we vier auto’s vol weggereden hebben?

We kunnen hier beneden nauwelijks zien dat er iets weg is.
Nou ja, de bloempotten staan niet meer op zulke heel hoge stapels en de vazen staan niet meer als scheve torens van Pisa tegen elkaar aangeleund.
Ook breek je je nek niet meer over al het rondzwervende hout, maar toch, het is niet bepaald zo dat we een opgeruimde kelder hebben.

Dan valt mijn oog op een paar oude vrienden, die jaren hier achter al die rommel hebben staan verstoffen: mijn witte chocoladeketel ooit gekregen van een antiek verkopende vriendin, de lampetkan met het blauwe randje, Oma’s gebloemde kaasstolp van Maastrichts aardewerk en de boerenbont-achtige theepot waar ik met de kinderen ’s middags altijd thee uit dronk.

Gelukkig, wie wat bewaart die heeft wat.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten