woensdag 15 oktober 2014

De laatste mooie dag


Het is zaterdag en de kranten hebben aangekondigd dat het ‘de laatste mooie dag’ zal zijn.
Dat is natuurlijk heel relatief maar het was goed voor dikke krantenkoppen en de hele dag hoorde je mensen tegen elkaar zeggen:
‘Heerlijk hè, laten we er nog maar van genieten, het is vandaag de laatste mooie dag.’

Wij besluiten er ook van te genieten en trekken met onze e-readers naar een terrasje aan de IJssel. 
Tussen de buxus struikjes en de bloeiende rozen met uitzicht op het water installeren we ons voor een rustige, zonnige middag vol leesgenot. 
Zo nu en dan vaart een grote aak of een plezierjacht voorbij, campinggasten iets verderop benutten ‘de laatste mooie dag’ om hun seizoenplaatsen op te ruimen en de andere gasten op het terras zijn voornamelijk fietsers die op deze ‘laatste mooie dag’ hun tocht even onderbreken voor een hapje of een drankje.
De koffie is snel besteld en alom heerst rust en vrede.

Opeens roept een vrouwenstem achter ons:
‘O enig, zullen we hier gaan zitten? Wat heerlijk is het hier!’
Een gezin ploft neer aan het tafeltje voor ons.
De zoon en de dochter beginnen gelijk luidkeels ruzie te maken en het grint naar elkaar toe te schoppen.
Hun ouders praten onverstoorbaar en op luide toon met elkaar over de resultaten van hun open-huizen-dag bezoekjes. 
Dan vraagt het meisje aandacht: ‘Mam, Paul schopt grint.’
Vriendelijk en heel verantwoord zegt de moeder: ‘Nu even niet Hester, wij zijn in gesprek. Ik zal zo naar jou luisteren.’

Daar schiet Hester dus niets mee op en het klieren gaat door. 
Gesjor aan stoelen, geschop naar elkaars benen, de ouders horen niets.
Paul is jonger maar vastbesloten zoveel mogelijk grint op de schoenen van zijn zus te schoppen. Hester doet een uitval naar zijn haren, maar haakt achter zijn bril. 
Gelijk is pa bij de les. Hester krijgt, tot ontsteltenis van haar moeder, een fikse draai om de oren.
‘Nee, Jaap, niet slaan! Dat doe je toch niet!’ 
Schichtig kijkt ze om zich heen alsof ze bang is dat wij de jeugdzorg al aan het bellen zijn.

‘Ze moet van zijn bril afblijven,’ blaft pa, ‘het is snotverdikkeme zijn derde bril al in drie maanden. Ik wordt witheet als ze aan elkaars bril zitten. En dat weten jullie allebei donders goed.’
‘Nou ja, maar jij moet niet slaan.’
Nu zijn de rapen gaar: ‘Ik ben woedend en jij valt me nog af ook?! Dat schiet lekker op hier.’
‘Papa gaat wel een poosje in de auto zitten met het raampje open. Kan hij een beetje afkoelen.’, zegt de moeder als klap op de vuurpijl. IJzige stilte heerst opeens tussen de echtlieden.
Een telefoontje van een vriendin haalt gelukkig de druk van de ketel.

Ma stelt voor vanavond lekkere verse tomatensoep te maken.
‘Ik heb liever patat.’ 
‘Nee vandaag doen we gezond’
De ice tea en de koffie worden gebracht en in die rust hervatten de ouders hun gesprek: 
‘Wat vond jij van dat tweede huis?’
‘Wel mooi, maar Ik vond die man zo’n weirdo.’
‘Onzin, die is toch weg als wij het hebben gekocht?’
‘Ja, maar het draagt toch bij aan het beeld.’

Als we aan het eind ‘van de laatste mooie dag’ naar huis gaan hebben we genoten. 
Onze gezichten gloeien van de zon en de wind en onze gedachten zijn vol van de heerlijke middag.

We denken ook nog een beetje na over de mensen die ons een inkijkje in hun leven hebben gegeven.
Ik hoop dat hun nieuwe huis in alle opzichten een fantastisch nieuw begin zal zijn.














1 opmerking:

  1. Dat hoop ik ook voor hen. Fijn dat jullie ondanks dat toneeltje toch genoten hebben. Vandaag was het ook al zulk mooi weer hè?

    BeantwoordenVerwijderen