woensdag 1 oktober 2014

Twaalfenhalve kat


De lome warme middag is doortrokken van citrus- en bloemengeuren. 
Hier tussen de beschutte muren van één van de vele citrusboomgaarden huist een wat wonderlijk museum met de logische naam ‘Citrusmuseum’. 
Binnen vinden we alle voor de hand liggende apparaten, tekeningen en gravures  van deze bijzondere locatie.

Al vanaf de 14e eeuw wonen hier de welgestelden van Chios in prachtige herenhuizen in Genuaanse bouwstijl. Hun huizen werden ooit ommuurd tegen de kille zeewind, die nadelig is voor de citrusoogst. Maar door die muren vereist het enige moed met de auto hierheen te rijden. De weggetjes werden vroeger gemaakt voor paard en wagen en zijn nauwelijks breed genoeg voor een auto.

Het terras waarop we nu zitten vind ik interessanter dan het wat muf ruikende museum. Het is omringd door bloemen en bomen waarvan de takken zwaar zijn van sinaasappels en citroenen. 
De stovende warmte is heerlijk en ik kijk mijn ogen uit.
Minder gecharmeerd ben ik van de horde katten die daar rondloopt. Maar na één keer ‘Ksstjt!’, verliezen ze hun belangstelling gelukkig en drinken we in alle rust de geurige citrus thee. 
Zo verpakt mijnheer Pickwick ze niet.

Er komt nog een echtpaar binnen binnen. Een forse vrouw en een schriel mannetje, ze duiken gelijk het museum in. 
Al snel komt mevrouw weer naar buiten, waarschijnlijk zit ze net als ik liever tussen de bloemen in het zonnetje.

Ik zie haar argwanend naar al die katten kijken en haar benen intrekken als ze te dichtbij komen. Ze is duidelijk niet op haar gemak.
Ik probeer de katten te tellen en kom uit op twaalf stuks en dan nog één die nog zo jong en scharminkelig is dat hij maar half telt. Dat halfje vind zelfs ik schattig.

De man is na een half uur eindelijk uitgekeken in het tweekamerige museum. Maar als mevrouw hoopt dat het nu theetijd is wordt ze teleurgesteld. 
‘Ik ga wel bestellen,’ zegt hij en loopt naar binnen waar we hem druk horen praten. Over de geschiedenis van de streek en over alle zelfgemaakte producten die ze verkopen. Hij wil van alles het naadje van de kous weten.
Uiteindelijk komt hij buiten en begint geanimeerd te vertellen wat hij allemaal heeft gezien en gehoord.

Terwijl ze wachten op hun bestelling loopt hij alweer de boomgaard in. Veel zitvlees heeft hij niet.
Ineens klinkt een hartstochtelijke kreet: ‘Hugo, jaag jij die katten nou eens weg!’
Hugo trekt een sprintje en jaagt met veel bombarie de katten een eindje weg. Maar ja, het is hun huis dus erg ver weg gaan ze niet.
Maar Hugo heeft zijn best gedaan.

Dan begint ze zomaar, dwars over het terras ons een verhaal te vertellen.
‘Ik ben zo bang voor katten. Dat komt omdat ik vroeger iets afschuwelijks heb meegemaakt met katten. Ik was nog maar heel klein toen een kat mijn arm helemaal openkrabde omdat ik hem wilde aaien!’ 
Ze vertelt met veel details en praat lang door.

Het is dat ik er zo’n hekel heb als mensen gelijk zeggen ‘Dat heb ik nou ook…’ anders had ik nu gezegd: ‘Dat heb ik ook. Ik ben ook bepaald niet dol op katten omdat ik ooit met een woedende straatkat in een souterrain opgesloten zat.’ 
Maar dat zou ook een lang verhaal zijn, dus ik zwijg en laat haar vertellen terwijl ik mijn thee drink.

Dan  verzamelen alle katten zich verderop bij de deur, ze krijgen eten.
Vanaf onze veilige stoelen kijken we gefascineerd toe, als naar het voederen van de tijgers.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten