woensdag 8 oktober 2014

What's in a name?


Vanuit de keuken zie ik hen buiten aan tafel zitten.
Ze praten met elkaar op een geluidssterkte waarmee ze met gemak een heel schoolplein kunnen overbruggen.
Eén van de jongens rolt van z’n stoel en twee nichtjes gaan nog even de tuinkabouter in het hoekje achter de acer groeten.
Ongeduldig wachten ze tot ik klaar ben met eten koken.

Als de kleinkinderen komen eten we iets dat iedereen lekker vindt.
Vandaag zijn dat pastakussentjes en lekkere knabbeltjes erbij zoals snoeptomaatjes, reepjes gele en rode paprika, komkommers, olijven en geraspte kaas, voor elk wat wils, een kleurig geheel.
Ik heb ook groentensaus maar daar verwacht ik niet veel enthousiasme voor.

In de keuken vul ik kleine schaaltjes.
‘Oma, mogen we alvast een paar tomaatjes? We hebben zo’n vreselijke honger!’
‘Ja hoor. Zet het schaaltje maar vast op tafel.’
‘Kijk Oma, we zijn hamsters!’ 
Drie bolle koppies grijnzen mij aan, ze hebben elk twee tomaatjes in hun wangzakken.

Even later klinken vanuit de tuin verschillende kreten door elkaar:
‘Hé, waar zijn de tomaatjes? Wie heeft ze opgemaakt?’
‘Jij hebt er heel veel op! Ik lust nog wel een tomaatje.’
‘Oma, ze hebben niet gedeeld! Het tomatenschaaltje is leeg.’
‘Op is op, jammer dan. Er zijn genoeg andere dingen. En natuurlijk is er saus.’
‘Nee, die lust ik niet, saus is gezond.’
‘Ik ga groente eten als ik vier ben.’
‘Is geraspte kaas gezond?’

Dan gaat Opa naar buiten om orde op zaken stellen: ‘Allemaal zitten en monden dicht.’
Nu het stil is komen gelijk de mussen weer aanvliegen naar de voedersilo die in de boom hangt. Het geknap en geknisper maakt dat de kinderen omhoog kijken en iemand fluistert:
‘Ssst, kijk eens musjes, zo dichtbij! Niet praten en niet bewegen.’
Ze houden even hun adem in en zowaar ook hun monden dicht.
Dan ga ik naar buiten en door mijn komst vliegen de vogels weg. 
Het gekakel begint opnieuw.

’Mag ik kussentjes zonder saus met geraspte kaas?’
‘Ik kan wel drie grote scheppen pastakussentjes op!’
‘Denk erom: Schep niet meer op dan je op kunt eten. Je kunt beter twee keer een beetje opscheppen. Er is heus genoeg pasta.’
‘Hoef ik alleen wat ik lust?’
'Ik probeer een klein hapje saus dan weet ik of ik het lust.’
‘Ik maak een gezellig bordje! Eerst pastakussentjes in het midden, dan alle andere dingen eromheen,’ en een beetje dromerig erachteraan: ‘kijk, het lijkt wel een grote bloem.’

Als we opruimen zijn alle bakjes leeg. Drie pakken pastakussentjes zijn als sneeuw voor de zon verdwenen, maar de pan met saus is bijna onaangeroerd. 
Die is morgen voor Opa en Oma.

’s Avonds als ze allemaal weer met hun eigen vaders en moeders naar hun eigen huizen vertrokken zijn, denk ik na over de magie van het woord. 
Iemand bedacht om van ‘snoeptomaatjes’, ‘snack paprika’s’ en ‘Tommy komkommertjes’ te spreken en ineens vinden bijna alle kinderen ze lekker. 
Ik zag zelfs een kant en klare ‘verjaardags trakteerdoos’ met snoep-groenten in de supermarkt staan.

Spruitjes heten in het Duits “Rosenkohl’. 
Een handige reclameman zou daar Süsse Rösslein van kunnen maken.
In het Nederlands vertaald zou je ze dan ‘snoeproosjes’ kunnen noemen.

Zouden alle kinderen dan opeens van spruitjes smullen?




Geen opmerkingen:

Een reactie posten